De reformatoren verlegden, zoals we verderop zullen zien, de nadruk van eigen macht en eer naar het besef van wat God voor ons heeft gedaan. Daarin volgden zij de evangelisten. Alle vier de evangelisten (Mattheüs, Markus, Lukas, Johannes) besteden minstens de helft van hun boek aan de Pesachweek, de week van Jezus’ lijden, dood en opstanding. Een chronologisch detailoverzicht van deze week vind je trouwens onder de [490 jaar] tegel. Daar krijg je onder meer uitleg waarom Jezus niet op een vrijdag gestorven is en wat deze bijzondere week te maken heeft met de symboliek van vier joodse feesten (Pesach, ongezuurde broden, dag van de eersteling en het wekenfeest). De Pesachweek is zonder enige twijfel de belangrijkste week van onze geschiedenis. God voerde hier het belangrijkste besluit uit dat ooit genomen is [informatie hierover krijg je onder: in het begin]. Om de basis te leggen voor Zijn fantastische verbond van liefde moest Hij Zelf de kosten van menselijke zonde en schuld dragen. Alleen dan zou het mogelijk worden om voor altijd in Zijn heilige aanwezigheid te leven. Niet wij, maar Hij heeft onze toekomst zeker gesteld.
De apostel Johannes schrijft in hoofdstuk 13 over de aanloop naar deze Pesachweek. Jezus laat met een symbolische handeling zien wat Hij gaat doen.
“Toen dan de maaltijd plaatsvond, en de duivel Judas Iskariot, de zoon van Simon, al in het hart gegeven had Hem te verraden, stond Jezus, Die wist dat de Vader Hem alle dingen in handen gegeven had en dat Hij van God uitgegaan was en tot God heenging, op van de maaltijd, legde Zijn kleren af, nam een linnen doek en deed die om Zijn middel. Daarna goot Hij water in de waskom en begon de voeten van de discipelen te wassen en af te drogen met de linnen doek die Hij om Zijn middel had” (Johannes 13 : 2-5).
God de Vader had alle dingen in handen van de Zoon gelegd. Letterlijk alles hing nu af van Hem. De beloften, de profetie, de toekomst van jou en mij en van alle volken. Ja, het ging om niks minder dan de zin van onze wereldgeschiedenis. Het was alsof heel de schepping de adem inhield. Zou de Zoon van God trouw blijven, door alles heen, om het eeuwig raadsbesluit uit te voeren? Zou Hij als volmaakt offer de zonde van de wereld op Zich nemen? Daarvoor moest Hij Zichzelf weggeven. De diepste weg van lijden gaan.
En Hij deed het. Hij vocht niet terug, maar zweeg in Zijn liefde. Zo werd Jezus van Nazareth het Lam dat de zonde van de wereld wegneemt. Hij was het zaad van Eva, die de kop van de slang vermorzelt. Hij was de grote nakomeling van David, die een eeuwige gerechtigheid tot stand zou brengen. De Koning ging op Zijn knieën en diende Zijn eigen volk als een knecht. Zo heeft Hij voor eens en altijd de twijfel over Gods goede intenties, die de ingang vormde voor de leugen [een geestelijke strijd achter de schermen], ontkracht. Hij is tot het uiterste gegaan voor ons. Zo legde Hij eigenhandig het fundament onder het eeuwige, volmaakte en vrijwillige verbond van liefde. Dit inzicht, dat ons leven en onze toekomst niet aan onszelf, maar aan God te danken is, werd de motor van de reformatie-beweging.
Het Vaticaan zat in de 16e eeuw op het voorlopige hoogtepunt van hun macht [zie: 1260 jaar V-dominantie]. Het pauselijk college had het in de loop der tijden voor elkaar weten te krijgen om mensen volledig afhankelijk te maken van hun instituut. Mensen werd angst aangejaagd met schrikbeelden van een eeuwige hel en het vagevuur. Censuur werd toegepast op wie onwenselijke ideeën uitdroeg. De Bijbellezing en de mis werden in het Latijn gedaan, volkomen ontoegankelijk voor de massa. Wie de sacramenten niet onderhield en het geld voor de aflaten niet betaalde was verloren. De beïnvloeding van de mening van de massa vormde het dubieuze fundament van dit machtsbolwerk. Onder [een wereldwijd pact] kom je deze herkenbare strategie opnieuw tegen. Rome was een goddeloos instituut dat uitzonderlijk rijk werd over de hoofden van gewone mensen heen. Alles draaide om macht. Op het toppunt van die macht kwamen de volgelingen van Jezus in verzet. Zo mocht het niet langer gaan. Wat aanvankelijk begon als een poging tot een institutionele vernieuwing, werd noodgedwongen een splitsing. Een spannende tijd brak aan.
Historisch gezien wordt 1517 aangewezen als het startschot. Luther, een roomse monnik die tot inkeer was gekomen, spijkerde moedig zijn 95 stellingen op een kerkdeur in Wittenberg. Hij werd nog datzelfde jaar in de ban gedaan. Op verschillende momenten verdedigde hij zijn nieuwe positie. Dat leverde het teleurstellende inzicht op dat er geen enkele ruimte voor geestelijke vernieuwing was in Rome. Een tijd van vluchten en onderduiken brak aan. Luther heeft in die tijd volop ingezet op de vertaling van de Bijbel in de Duitse taal. In 1534 was hij daar klaar mee. Nog vele mensen, bekend en minder bekend, zouden zijn spoor volgen. De ogen van miljoenen, vele miljoenen mensen gingen open. De grootste geestelijke opleving van de afgelopen vijfhonderd jaar werd een feit.
Waren de reformatoren volmaakt? Nee. Dat hadden ze zelf natuurlijk ook wel door. Niet voor niks benadrukten ze zelf de noodzaak van genade en vergeving. Maar met de hulp van de Geest raakten ze wel het hart van de zaak. En ze hadden het lef om dit, in deze spannende tijden, op tafel te leggen. Wat was hun drijfveer?
De reformatie gaf een luid en duidelijk ‘nee’ af tegen de zittende religieuze machthebbers. Dit werd gevat in een aantal kenmerkende sola-motto’s:
Religieuze ideeën horen getoetst te worden aan de Bijbel. Het mag niet zo zijn dat er één instituut is dat claimt de waarheid te hebben, zonder dat het mensen de gelegenheid geeft om hier zelfstandig over na te denken. Gods verbond van liefde is immers vrijwillig, niet opgelegd. Elk mens moet daarom in staat zijn zelf de Bijbel te kunnen lezen en te onderzoeken.
We leven op basis van Gods genade, niet omdat we het zelf zo goed doen.
Je hoort bij God, niet door je eigen goede werken, omdat je de sacramenten volgt of geld betaalt, maar omdat je jezelf met heel je hebben en houden toevertrouwt aan Jezus. Dat heet geloven.
Niet allerlei heiligen, Maria of bisschoppen, maar Jezus staat centraal. Ook op dit punt is er helaas niks veranderd. De huidige paus heeft recent nog, voor het oog van iedereen, het lot van de wereld in handen gelegd van het ‘zuivere hart van Maria’. Dat is heiligschennis. Niemand anders dan Jezus heeft deze wereld in Zijn hand.
Het draait in ons leven, als het goed is, niet om het opbouwen van een aantrekkelijk imago. Wie van God houdt wil Hem de eer en bewondering geven voor wat Hij heeft gedaan. In een verbond van liefde acht de een de ander uitnemender dan zichzelf. Dus geef God de complimenten en lof die Hem alleen toekomt.
De vijf sola’s vormden niet alleen een afzet tegen verkeerde ideeën en praktijken. Het was vooral ook een volmondig ‘ja’ richting Jezus, de eeuwige Zoon van God. Hij heeft Zich het lot van mensen aangetrokken. Alles lag in Zijn hand, en Hij heeft het waargemaakt. Dit evangelie is allereerst goed nieuws, voor iedereen, jong en oud, rijk en arm, theoloog of leek, man of vrouw, jood of heiden. De lijftekst van reformator Luther werd daarom Romeinen 1 : 16-17:
“Want ik schaam mij niet voor het Evangelie van Christus, want het is een kracht van God tot zaligheid voor ieder die gelooft, eerst voor de Jood, en ook voor de Griek. Want de gerechtigheid van God wordt daarin geopenbaard uit geloof tot geloof, zoals geschreven is: Maar de rechtvaardige zal uit het geloof leven.”
De rechtvaardige leeft uit geloof. Dat vormde de kern. De woorden ‘gerechtigheid’ en ‘rechtvaardig’ betekenen eigenlijk gewoon dat je ‘recht’ voor God kunt staan. Dat je met Hem in een open en eerlijke relatie leeft. Het zijn daarom verbondswoorden. God wil Zijn tent opslaan onder de mensen. Maar kunnen wij zomaar in Zijn aanwezigheid zijn? De symboliek van de tabernakel en de tempel [zie: Gods familie blijft groeien] laat zien dat hier een offer voor nodig was. Niet zomaar een offer. Maar Gods eigen offer. Omdat Hij Zelf onze zonde gedragen heeft kunnen wij recht voor Hem staan. Dat is waar dit geloof over gaat. De rechtvaardige leeft vanuit het geloof in het Evangelie, namelijk de wetenschap dat God zelf ervoor gezorgd heeft dat het verbond van de grond kon komen. Wie dat begint te begrijpen, snapt ook de sola’s.
Jezus zei: “Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven, niemand komt tot de Vader dan door...” Maria? Door de priesters? Door genoeg geld te betalen? Door zelfbedachte sacramenten? Nee..., niemand komt tot de Vader dan door Mij (Johannes 14). Dat inzicht sloeg in als een bom. Want op slag werd het totale roomse instituut aan de kant geschoven. Zij verloren het monopolie op de bemiddeling tussen God en mensen. Eeuwenlang hadden ze geclaimd dat het belangrijkste goed onder de zon, de belofte van eeuwig heil, alleen via hen te krijgen was. Maar de reformatoren lieten aan de hand van de Bijbel zien dat het niet nodig is om de goedkeuring van de paus te krijgen, om lid te worden van Gods eeuwige familie. Daarmee werd het Vaticaan in het hart geraakt. Rome was niet geïnteresseerd in een inhoudelijke reflectie. Hadden de reformatoren misschien een punt? Was het inderdaad tijd voor vernieuwing? Waren ze het spoor van Gods waarheid en liefde kwijtgeraakt? Niks van dat alles. Het was de macht die werd aangetast. Daar ging het om. En dat moest zo snel mogelijk hersteld worden.
Maar het terugdraaien van de impact van de reformatie bleek niet zo eenvoudig te zijn. Bruce Springsteen zingt in de hit Dancing in the dark: ‘...can’t start a fire without a spark’. Die vonk was er en het vuurtje ging als een razende. Vele mensen, miljoenen mensen herkenden zich in de analyse van de reformatoren. Zelfs hele landen namen afstand van het corrupte instituut en begonnen hun eigen weg te bewandelen. Dat riep een heftige, sinistere reactie op. Want de macht moest worden hersteld. Ten koste van alles.
In 1534 werd in Parijs de Societas Iesu opgericht (de sociëteit van Jezus, ook bekend als de jezuïetenorde). De voorman was Ignatius van Loyola. Hij werkte samen met Francis Xavier, Peter Faber, Alfonso Salmeron, Diego Lainez, Nicholas Bobadilla en Simao Rodrigues. Kort daarna, in 1540, werd de orde goedgekeurd door de paus.
In de St-Pietersbasiliek staat een monument voor Loyola, waarin hij zijn voet op het hoofd van een protestant heeft staan. Er is niet veel fantasie voor nodig om de boodschap te begrijpen. Het doel van de jezuïetenorde komt ook tot uiting in hun oorspronkelijke eed:
“I…declare and swear, that his holiness the Pope is Christ’s Vicegerent and is the true and only Head of the Catholic or Universal Church throughout the earth; and that by virtue of the keys of binding and loosing, given to his Holiness by my Saviour, Jesus Christ, he hath power to dispose heretical kings, princes, states, commonwealths and governments, all being illegal without his sacred confirmation and that they may safely be destroyed.”
“...I furthermore promise and declare that I will, when opportunity presents, make and wage relentless war, secretly or openly, against all heretics, Protestants and Liberals, as I am directed to do, to extirpate and exterminate them from the face of the whole earth…”
G. Kah, The New World Religion, Hope International Publishing inc. Pages 242-243. Original oath located in the Library of Congress, Washington, D.C., Library of Congress Catalog Card #66-43354.
De frase ‘...as I am directed to do’ laat de sterk hiërarchische en militaire structuur van de orde zien. Je voert zonder meer uit wat je opgedragen wordt. De hoogste baas wordt dan ook (tot op de dag van vandaag) de generaal-overste genoemd. Het beeld in de St-Pietersbasiliek en de toonzetting van de eed laat de enorme lading zien van wat hier gaande is. Het is niks minder dan een geestelijke oorlogvoering. Aanvankelijk ging de jezuïetenorde, die binnen korte tijd grote macht verwierf, te werk met harde hand. Via de inquisitie werden onnoemelijk veel mensen vervolgd, gemarteld en vermoord. Maar toen de reformatie te omvangrijk werd werkte deze harde lijn niet meer.
Onder [de wereldwijde oecumene – zonder Jezus] lees je over de zachte lijn die de jezuïetenorde in de twintigste eeuw heeft ingezet. Het doel is ongewijzigd, de kerk en heel de wereld onder het systeem van Rome brengen, maar de wegen zijn anders. Rome is hard bezig om alle kerkelijke denominaties onder het eigen gezag te krijgen. De jezuïeten – in de vorm van de pauselijke raad ter bevordering van eenheid onder christenen – zijn nog steeds in de lead. Een belangrijk strategisch element in deze beweging is om het geloof terug te brengen tot een zogenaamde ‘kern’. Alles wat afleidt van een inhoudelijk gesprek helpt. Praten over verschillen wordt in een negatief daglicht gesteld en het belang daarvan wordt gerelativeerd. Het is echter sterk de vraag of het om nuanceverschillen gaat, of dat hier opnieuw het hart van het christelijk geloof geraakt wordt. Je leest er meer over onder [de oecumene-tegel]! Hier krijg je alvast een toegankelijke lezing over dubieuze dogma’s.
Unbiblical stuff the Catholic Church teaches: Mary, Indulgences, Eucharist, Priests, 7 sacraments
https://www.youtube.com/watch?app=desktop&v=d1xZTPY98Oc
Hoewel je misschien nooit eerder van de jezuïetenorde hebt gehoord, zijn zij in werkelijkheid de machtigste organisatie in onze hedendaagse wereld. Onder [een wereldwijd pact] lees je meer over hun razendsnelle opkomst, de ongekend grote invloed die ze hebben en de voornaamste strategie die gevolgd wordt.
Een specifiek probleem waar Rome tegenaan liep was de profetische uitleg die de reformatoren aan de Bijbel verbonden. In de tijdlijn zie je onderaan een balk die begint met [een geestelijke strijd achter de schermen] en die doorloopt tot aan [een vernieuwde aarde]. Deze tegels laten het epicentrum van de geestelijke strijd in de geschiedenis zien, vanaf het begin tot aan het moment dat er werkelijk vrede op aarde zal zijn. Er is een continue historische lijn te zien, waarin verschillende wereldmachten een sleutelrol spelen. Volgens de profetie is Rome het laatste rijk. Vanuit dit rijk komt een nieuwe macht op, een kleine hoorn, die uitgroeit tot de dominante wereldspeler. Onder [Periode van 1260 jaar V-dominantie] vind je een uitleg over deze nieuwkomer. Die wordt geïdentificeerd met de opkomst van het Vaticaan. De reformatoren gingen zonder uitzondering in deze uitleg mee. Niet alleen omdat de actualiteit van die dagen deze kant op wees, maar ook vanwege de sterke Bijbelse papieren.
De identificatie van Rome met de antichrist was zo overtuigend dat vele mensen én vele landen afstand begonnen te nemen van dit instituut. Zelfs in 1999, toen de Lutherse kerk een nieuw verdrag sloot met het Vaticaan, werd afgesproken dat Rome niet meer geïdentificeerd mocht worden als antichrist. In de nota bene gezamenlijke luthers-katholieke herdenking van de reformatie in 2017 werd dit herhaald:
“Ook al zijn lutheranen het overwegend eens met Luthers kritiek op het pausschap, tegenwoordig verwerpen ze Luthers identificatie van de paus met de antichrist.”
van_conflict_naar_gemeenschap_3.pdf (lutheranworld.org), pg 84
Blijkbaar had het idee dat het Vaticaan de antichristelijke macht uit de Bijbelse profetie is diep wortel geschoten. Simpelweg omdat het een herkenbaar en ijzersterk verhaal was. Dat leverde hoofdbrekers op. Kon de paus dit probleem nog oplossen? Je kunt mensen wel bang maken en dreigen met represailles, maar als er te veel mensen zijn die een overtuiging onderschrijven dan heeft het op den duur geen effect meer. Dus wat doe je dan? Dan kijk je of het lukt om alternatieve ideeën te introduceren, in de hoop dat je daarmee mensen op andere gedachten kunt brengen.
Vlak na het concilie van Trente (1545-1563 AD) kwam de strak georganiseerde jezuïetenorde naar buiten met twee totaal tegengestelde interpretaties van de Bijbelse profetie.
Door de introductie van de vernuftig uitgedachte alternatieven probeerde de orde het zicht op Gods profetische kalender te vertroebelen. Het doel was om de aandacht van Rome af te wenden en de reformatorische uitleg buiten beeld te drukken. Dat bleek na verloop van tijd succesvol.
Wil je meer informatie over dit boeiende onderwerp, dan is dit een aardige lezing om mee te beginnen. Het is onderdeel van een serie. Je moet misschien even wennen aan de stem, maar de inhoud is goed te volgen.
Prophetic Panorama - Pastor Stephen Bohr - YouTube
Preterisme, het idee dat alle profetie verleden tijd is, floreert in liberaal protestantisme. In feite gelooft men hier helemaal niet in profetie. Sinds de Verlichting groeide de scepsis over alles wat buiten de bekende natuurwetten zou vallen. Wonderen moesten daarom toegeschreven worden aan religieuze fantasie. Ook het idee dat het mogelijk is om met zekerheid iets over de toekomst te zeggen werd afgeserveerd. Binnen dit klimaat was preterisme een voor de hand liggende keuze.
Futurisme, het idee dat profetie over de eindtijd alleen betrekking heeft op het laatste stukje van de geschiedenis, leeft volop in conservatief protestantse kringen. De ideeën zijn ook wijdverspreid in allerlei protestantse vertakkingen, van baptisten en evangelischen tot aan charismatische groeperingen. Dit soort eindtijdtheologie vindt zijn oorsprong in de 19e eeuw. In 1825 werden de Plymouth brethern gevormd, die graag een vernieuwing wilden zien in de destijds stugge Anglicaanse kerk. John Nelson Darby was lid van dit genootschap. Hij schreef een boek op futuristische grondslag, dat aanvankelijk weinig aandacht kreeg. Later ontdekte C.A. Scofield echter Darby’s boek, dat al een tijd in Amerika op de plank stof lag te vangen. Scofield schreef een commentaar op de Bijbel vanuit futuristisch perspectief, die 10 miljoen keer is gedrukt. De populaire futuristisch georiënteerde serie van Hal Lindsay is zelfs zo’n 80 miljoen keer verkocht, in 14 talen. Talloze films op basis van eindtijdscenario’s zagen het licht.
Misschien dat de aantrekkingskracht van spannende eindtijdverhalen bijdraagt aan de grote populariteit van deze visie. Maar wat een veel grotere rol speelt in de acceptatie van de futuristische eindtijdtheorie is de uitleg van Israëls rol binnen de wereldgeschiedenis. Want God kan de beloften aan ‘Zijn volk’ toch niet laten liggen? Er moet dus een nieuw historisch hoofdstuk voor deze natie in het verschiet liggen.
God zou Zijn belofte aan het nationale volk Israel hebben uitgesteld. Hij heeft (volgens de futuristische leer) een tussenfase ingelast voor de kerk. Daarom is er een gat geslagen in de 70-weken profetie. De eerste 69 weken zijn al geweest, maar toen kwam onverwacht de kerk. Dat had Daniël nog niet zien aankomen. De laatste, 70e week, ligt nog in de toekomst. Inmiddels duurt die profetische pauze al zo’n tweeduizend jaar, maar het lijkt op zijn eind te lopen. De staat Israël is immers al opgericht. Binnenkort wordt de kerk via een geheime opname van het wereldtoneel gehaald en dan pakt God de draad weer op met Zijn eigen volk. Dan zal alsnog heel Israël behouden worden, zullen de Joden onder leiding van de Messias politiek wereldleider worden en komt God de beloften aan Zijn volk toch nog na. God kan immers niet ontrouw zijn aan Zijn eigen beloften. Dat is de basisgedachte.
Dat die tussenperiode voor de kerk is ingelast, is een bijzonder geheimenis waar de apostel Paulus inzicht in heeft mogen krijgen (Romeinen 11 : 25). Zoals gezegd, collega Daniël wist daar nog niks van. De reden van deze ingrijpende bestuurswijziging is dat God tijd wilde inbouwen om ‘de heidenen’ ook een kans te geven. Eigenlijk kwam het wel goed uit dat Israël het evangelie afwees, en dat de beloften nog niet werden vervuld, want nu had Paulus tijd om op zendingsreis te gaan naar de heidenen. Eerst worden er nog een heleboel heidenen behouden en dan gaat God weer door met Zijn oude plan. Dat Paulus in zijn conclusie over dit ingewikkelde onderwerp niet zegt ‘...dan zal heel Israël zalig worden’, maar ‘...zo zal heel Israël zalig worden’ (Romeinen 11: 26) wordt over het hoofd gezien. Dat hij steeds wisselend spreekt over het biologische Israël en het theologische Israël, omdat dit het hele punt is, wordt ook gemist. Dat God trouw is aan ‘Zijn volk’ en aan ‘de beloften’ is zeker waar. Maar of het futurisme hier de juiste uitleg aan geeft is zeer de vraag. De theologische inconsistenties stapelen zich op. Over de rol van nationaal Israël en de betekenis van dit bijzondere volk in onze eigen tijd, vind je een diepgravende uitleg onder de [490 jaar] tegel.
Inmiddels is de overtuiging dat het epicentrum van de antichristelijke macht in Rome ligt wel een zeldzaamheid geworden. Terecht? Ik zou zeggen, verdiep je in de tijdlijn en vorm je eigen oordeel.
Om hun punt duidelijk te maken benadrukte de reformatie het belang van geloof ten opzichte van goede werken. Het idee dat je een christelijk karma kunt opbouwen waarmee je een ticket naar de hemel verdient, of het (veronderstelde) vagevuur verkort, werd radicaal afgewezen. Je kunt alléén in Gods aanwezigheid komen omdat Hij daar zelf voor gezorgd heeft door onze zonde op zichzelf te nemen. Zo heeft Hij de zaak rechtgezet. Luther noemde dat de vrolijke ruil.
Maar kan je redding dan volledig losstaan van je feitelijke levensstijl? Die misvatting lijkt op grote schaal aanhang te hebben gekregen binnen de protestants-evangelische wereld. Wat leert de Bijbel ons hierover? In een aantal stappen zullen we hier op reflecteren. Dat doen we aan de hand van een aantal tekstgedeelten, zodat je de redenatie zelf kunt toetsen aan de Bijbel.
De wet van God, die Mozes aan het volk meegaf rond 1400 BC, werd beklonken met een ceremonie. Het volk werd op twee bergen gezet, de Gerizim en de Ebal. Daar werd een zegen en een vloek uitgesproken. Als het volk zich aan de wet zou houden dan kon God het rijk zegenen. Maar zouden ze het verbond verbreken door in hun doen en laten God te verloochenen, dan volgde de vloek. Recent is een klein ‘vloek-tablet’ gevonden op de berg Ebal, die gedateerd wordt in deze periode en waarop de naam van God (Jahweh) twee keer staat genoemd [Gods verbond in steen op het kruispunt van grootmachten]. Het volk kreeg dus zelf de keuze tussen zegen en vloek:
“Zie, ik heb u heden het leven en het goede voorgehouden, maar ook de dood en het kwade. Want ik gebied u heden de HEERE, uw God, lief te hebben, in Zijn wegen te gaan en Zijn geboden, Zijn verordeningen en Zijn bepalingen in acht te nemen. Dan zult u leven en talrijk worden, en zal de HEERE, uw God, u zegenen in het land waar u naartoe gaat om het in bezit te nemen” (Deuteronomium 30 : 15-16)
De afspraak in het verbond was eenvoudig. Het volk hield zich aan de regels van het verbond en God zou het zegenen. In de prakijk kwam daar niet veel van terecht. Wat zegt Paulus hierover?
“...het gebod, dat tot leven had moeten leiden, bleek voor mij de dood te betekenen” (Romeinen 7 : 10).
Eigenlijk was het de bedoeling dat het verbond met de wet tot een goed en rechtvaardig leven zou leiden. Als men daarvan afweek dan was er een tempeldienst om de zaak weer recht te zetten. De wet kende allerlei bepalingen om het verbond tussen God en mensen te regelen. Toch werkte het nooit volledig. Paulus geeft aan dat de wet juist duidelijk maakte wat er in het hart van mensen leeft. Zoals een waterpas laat zien dat iets scheef staat, liet de wet zien dat het volk voortdurend van Gods morele karakter afweek. Je kunt vanuit jezelf nooit helemaal zuiver voor God staan. De ceremoniële wetten rond de tempeldienst waren ook niet in staat om daar echt verandering in te brengen. Je kon offeren wat je wilde, maar nooit werd de lucht geklaard. De ooit zo fanatieke Farizeëer kwam tot het ontstellende inzicht dat het verbond nooit zou kunnen slagen, als het van mensen zou afhangen.
Is er dan geen hoop meer voor ons? Toch wel! De kern van het evangelie is dat God het Zelf heeft opgelost. Dat heeft Hij gedaan door de consequentie van de zonde in eigen persoon te ondergaan en te dragen. Op die wonderlijke manier is het verbond rechtgezet:
“Wat voor de wet onmogelijk was, krachteloos als zij was door het vlees, dat heeft God gedaan: Hij heeft Zijn eigen Zoon gezonden in een gedaante gelijk aan het zondige vlees en dat omwille van de zonde, en de zonde veroordeeld in het vlees, opdat de rechtvaardige eis van de wet vervuld zou worden in ons, die niet naar het vlees wandelen, maar naar de Geest” (Romeinen 8 : 3-4).
Dankzij dit offer kunnen wij in Gods aanwezigheid leven. Met de komst van de Messias werd zo een vernieuwd verbond gesloten. Een beter en sterker verbond:
“Nu heeft Hij (Jezus) echter een zoveel voortreffelijker bediening ontvangen, zoals Hij ook van een beter verbond Middelaar is: een verbond dat in betere beloften is vastgelegd. Immers, als dat eerste verbond onberispelijk geweest was, zou er voor een tweede geen plaats zijn gezocht” (Hebreeën 8 : 6-7)
Wat was er beter aan dit nieuwe verbond?
“Want met één offer heeft Hij hen die geheiligd worden, tot in eeuwigheid volmaakt” (Hebreeën 10 : 14).
Het offer dat God Zelf bracht, door Zijn Zoon op te geven, heeft de zaak écht rechtgezet. De instellingen van de eerdere tempeldienst functioneerden als een soort creditkaart. De schuld van mensen kon niet door menselijke handelingen opgelost worden. Het zou pas echt voldaan worden op een later moment. Op basis van die belofte was ‘de kaart’ geldig. Jezus heeft met Zijn eigen leven de volledige prijs betaald. Daarom kunnen wij nu vrijuit in Gods aanwezigheid komen.
Als God het Zelf heeft opgelost, maakt het dan nog uit wat wij aan ‘onze kant’ van het verbond doen? Kan je levensstijl losstaan van je redding? Helaas wordt het soms op die manier uitgelegd, met een beroep op Paulus.
"Want de zonde zal over u niet heersen. U bent namelijk niet onder de wet, maar onder de genade" (Romeinen 6 : 14).
Aha, we zijn niet meer onder de wet. Sinds Jezus is het tijdperk aangebroken van genade en liefde. De wet is iets van vroeger, van het Oude Testament. Johannes lijkt het ook te zeggen.
“Want de wet is door Mozes gegeven, de genade en de waarheid zijn er door Jezus Christus gekomen” (Johannes 1 : 17).
Kortom, wie gelooft staat niet langer meer onder enige wet. Er zijn in Gods Koninkrijk geen regels meer. De geboden van God zijn van vroeger en hebben definitief afgedaan. Wij zijn nu van de liefde.
Maar zoals het zo vaak gaat wordt de Bijbel ook op dit punt gebruikt zoals het het beste uitkomt. Dat er geen regels meer zijn spreekt ons zondige hart wel aan. Maar dat is niet wat er bedoeld wordt. Je hoeft maar één zin verder te lezen om daarachter te komen:
"Want de zonde zal over u niet heersen. U bent namelijk niet onder de wet, maar onder de genade. Wat dan? Zullen wij zondigen omdat wij niet onder de wet, maar onder de genade zijn? Volstrekt niet!" (Romeinen 6 : 14-15).
Diezelfde Johannes die net nog zei dat de wet door Mozes kwam en de genade en waarheid door Jezus geeft ook hoog op van Gods geboden.
“Hieraan weten wij dat wij de kinderen van God liefhebben, wanneer wij God liefhebben en Zijn geboden bewaren. Want dit is de liefde tot God, dat wij Zijn geboden in acht nemen” (I Johannes 5 : 2-3).
“Wie zegt: Ik ken Hem, en Zijn geboden niet in acht neemt, is een leugenaar en in hem is de waarheid niet” (I Johannes 2 : 4).
Dit is volledig in lijn met alle Bijbelse auteurs die leven en schreven onder het nieuwe verbond. Jezus scherpt de geboden Zelf aan in de bergrede, door uiterlijke regels in contrast te zetten met wat er in het hart van mensen leeft. Jakobus stelt dat geloof zonder vrucht dood en waardeloos is. Paulus zegt, zoals duidelijk uit de quote hierboven blijkt, dat hij niet bedoelt dat geloof een vrijbrief is om de regels van het verbond te negeren. Petrus waarschuwt mensen die er maar op los leven, dat ze niet hoeven te rekenen op redding:
“...Het zou immers beter voor hen geweest zijn dat zij de weg van de gerechtigheid niet gekend hadden, dan dat zij, nadat zij die hebben leren kennen, zich weer afkeren van het heilige gebod dat hun overgeleverd was” (II Petrus 2 : 21).
De geboden van het verbond – daar gaan we zo nog wat dieper op in – zijn nog steeds belangrijk voor God. Blijkbaar verandert het geloof van de rechtvaardige daar niks aan. Maar hoe gaat het dan samen?
Als je een mooie glinsterende steen hebt, kun je naar een edelsmid gaan om te kijken of die echt is. Soms lijkt iets op het eerste gezicht waardevol, maar blijkt het na beter onderzoek toch namaak. Wat denk je, welke diamant is echt?
Zo’n toets is er ook als het gaat om geloof. Je kunt zeggen dat je gelooft, maar is het wel echt?
“Als iemand onder u denkt dat hij godsdienstig is, en hij zijn tong niet in toom houdt, maar zijn hart misleidt, dan is zijn godsdienst zinloos” (Jakobus 1 : 26).
“Wat voor nut heeft het, mijn broeders, als iemand zegt dat hij geloof heeft, en hij heeft geen werken? Kan dat geloof hem zalig maken?” (Jakobus 2 : 14).
“En nu, lieve kinderen, blijf in Hem, opdat wij vrijmoedigheid hebben, wanneer Hij geopenbaard zal worden, en niet door Hem beschaamd gemaakt worden bij Zijn komst. Als u weet dat Hij rechtvaardig is, dan weet u dat ieder die de rechtvaardigheid doet, uit Hem geboren is” (I Johannes 2 : 28-29).
“Hieraan zijn de kinderen van God en de kinderen van de duivel te herkennen. Ieder die de rechtvaardigheid niet doet, is niet uit God, evenmin als hij die zijn broeder niet liefheeft” (I Johannes 3 : 10).
“Een goede boom kan geen slechte vruchten voortbrengen en een slechte boom kan geen goede vruchten voortbrengen. Iedere boom die geen goede vrucht voortbrengt, wordt omgehakt en in het vuur geworpen. Zo zult u hen dus aan hun vruchten herkennen. Niet ieder die tegen Mij zegt: Heere, Heere, zal binnengaan in het Koninkrijk der hemelen, maar wie de wil doet van Mijn Vader, Die in de hemelen is. Velen zullen op die dag tegen Mij zeggen: Heere, Heere, hebben wij niet in Uw Naam geprofeteerd, en in Uw naam demonen uitgedreven, en in Uw Naam veel krachten gedaan? Dan zal Ik hun openlijk zeggen: Ik heb u nooit gekend; ga weg van Mij, u die de wetteloosheid werkt!” (Mattheüs 7 : 18-23).
Er is dus wel degelijk een verband tussen geloof en je levensstijl volgens Gods verbond. Dat is eigenlijk ook niet meer dan logisch. Als iemand zegt zijn leven aan God te hebben toevertrouwd en Hem lief te hebben, terwijl iemand niet probeert te leven volgens de regels van het verbond, dan is er iets aan de hand. Dan is de steen niet echt.
Maar de reformatoren zeiden dat je ‘alleen’ door geloof wordt gered. Het is genade van God en geen resultaat van wat je er zelf van maakt in het leven. Sola fide. Sola gratia. Is dat wel te rijmen met deze toets van echtheid? Wordt er toch niet via de achterdeur weer een evangelische wet geïntroduceerd? Je moet hier en hier aan voldoen, om er zeker van te zijn dat je geloof goed genoeg is. Hangt het uiteindelijk dan toch weer van jezelf af, of je straks in Gods aanwezigheid mag leven?
Om de relatie tussen wet & evangelie beter te leren begrijpen is enig historisch besef nodig. Waar slaat Paulus’ uitdrukking ‘onder de wet’ op? We zoomen in op de periode waarin Israël een licht voor de volken mocht zijn (1400 BC tot aan de komst van Jezus). Daarna bekijken we welke regels specifiek voor deze tijd van kracht waren en wat blijvend is.
Paulus was een fervent voorvechter om de wet van Mozes nauwgezet te houden. Hij zegt daar zelf het volgende over:
“(...) hoewel ik reden heb om ook op het vlees te vertrouwen; als iemand anders denkt te kunnen vertrouwen op het vlees, ik nog meer: besneden op de achtste dag, uit het geslacht van Israël, van de stam Benjamin, een Hebreeër uit de Hebreeën, wat de wet betreft, een Farizeeër, wat ijver betreft een vervolger van de gemeente, wat de rechtvaardigheid betreft die in de wet is, onberispelijk” (Filippenzen 3 : 4-6).
In de tijdlijn zie je dat er vanaf [Gods verbond in steen op het kruispunt van grootmachten] een bijzondere periode start. Het volk Israël komt nu in het beloofde land en krijgt daar een speciale rol toebedeeld. Zij zouden een licht voor de omliggende volken kunnen zijn. God had door het verbond speciale zegen beloofd. Maar daar was wel een voorwaarde aan gekoppeld. Het volk moest zich aan Gods wet houden. Paulus deed voor zijn ontmoeting met Jezus, net als vele tijdgenoten, uitermate zijn best om volgens de wetten van God te leven. Misschien zou het verbond dan tot bloei komen en zou God Israël zegenen.
Als Paulus praat over ‘onder de wet zijn’ dan denkt hij aan deze periode van 1400 BC tot aan de komst van de Messias Jezus. Dat was een tijd waarin het verbond werd geregeld via allerlei bepalingen, zoals de tempeldienst, de feesten, en sociale wetten. Zij waren ontworpen om het verbond vorm te geven en leven en vrede te geven onder het volk. Die periode is nu definitief voorbij, legt hij aan de Galaten uit:
“Is dan de wet in strijd met de beloften van God? Volstrekt niet! Want als er een wet gegeven was die in staat was levend te maken, dan zou de gerechtigheid werkelijk uit de wet zijn. Maar de Schrift heeft alles onder de zonde opgesloten, opdat de belofte aan de gelovigen gegeven zouden worden door het geloof in Jezus Christus. Voordat het geloof echter kwam, werden wij door de wet bewaakt, als gevangenen opgesloten, totdat het geloof geopenbaard zou worden. Zo is dan de de wet onze leermeester geweest tot Christus, opdat wij uit het geloof gerechtvaardigd zouden worden. Maar nu het geloof gekomen is, zijn wij niet meer onder een leermeester” (Galaten 3 : 21-25).
Aangezien die periode voorbij is, zijn alle regels en bepalingen die daar bij hoorden ook niet langer nodig of geldig. Wie Paulus’ brieven kent weet dat hij hier scherp op was. Wie toch weer teruggreep op de ‘oude’ inzettingen had namelijk de betekenis van Jezus blijkbaar niet begrepen. Zowel de christenen in Kolosse als Galatië spreekt hij hierop aan:
“U houdt zich aan dagen, maanden, tijden en jaren. Ik vrees voor u dat ik mij misschien tevergeefs voor u heb ingespannen” (Galaten 4 : 10-11).
“U bent van Christus losgeraakt, u die door de wet gerechtvaardigd wilt worden” (Galaten 5 : 4).
“Laat dus niemand u veroordelen inzake eten of drinken, of op het punt van een feestdag, een nieuwe maan of de sabatten. Deze zaken zijn een schaduw van de toekomstige dingen, maar het lichaam is van Christus” (Kolossenzen 2 : 16-17).
Waarom zegt Paulus dat deze regels en instellingen verleden tijd zijn? Omdat ze bedoeld waren om het verbond tussen God en Zijn mensen te regelen. Om ‘recht’ tegenover God te kunnen staan en in Zijn aanwezigheid te leven. God zou Zijn zegen geven en Israël zou zich aan de verbondsregels houden. Die situatie begon vanaf de tijd van [Gods verbond in steen op het kruispunt van grootmachten] in 1400 BC. Maar in die tijd is duidelijk geworden dat een verbond tussen God en mensen op basis van deze voorwaarden niet gaat werken. Dat voelden de mensen zelf ook wel aan. Daarom noemt Paulus het zelfs ‘een gevangenis’.
Zoals we eerder zagen heeft God de situatie opgelost door het Zelf recht te zetten. Hij heeft de gevolgen van menselijke zonde op Zichzelf genomen, door het offer van Jezus. Dat is de kern van het evangelie. Daarom vindt Paulus het zo belangrijk om te benadrukken dat de wet niet langer de basis van het verbond is. Hij heeft ontdekt dat deze instellingen tijdelijk waren, een voorafschaduwing van de echte oplossing. De frase ‘niet meer onder de wet’ wijst dus op de wisseling in Gods bestuur met de komst van Jezus. Zijn offer heeft het eeuwig verbond gered en bevestigd.
De uitdrukking niet meer onder de wet zijn wordt nog wel eens uitgelegd alsof er voor God geen regels meer gelden. We staan niet meer onder enige wet. Met de komst van Jezus is het tijdperk van ‘de liefde’ aangebroken. Maar zou Paulus werkelijk bedoelen dat we niet meer onder de morele wet van God leven? Alsof die nu ineens niet meer belangrijk is en je naar hartelust kunt gaan stelen en liegen en je eigen gang gaan? Dat zou absurd zijn. De verbondsregels zijn de regels van Zijn eeuwig Koninkrijk. Dat zullen ze altijd blijven.
Daarom prijst Jezus in het boek Openbaring de mensen die de geboden van God houden.
“Hier zien we de volharding van de heiligen. Hier komen openbaar die de geboden van God en het geloof in Jezus in acht nemen. En ik hoorde een stem uit de hemel tegen mij zeggen: Schrijf: Zalig zijn de doden die in de Heere sterven, van nu aan. Ja, zegt de Geest, opdat zij rusten van hun inspanningen, en hun werken volgen met hen” (Openbaring 14 : 12-13).
Wat is er dan veranderd tijdens de wisseling van het oude naar het nieuwe verbond? Om daar zicht op te krijgen hebben we een duidelijk onderscheid nodig. Want een deel van de regels is inderdaad niet meer van kracht, maar er zijn ook regels die altijd blijven.
Ook onder [het laatste conflict] vind je een uitleg over het onderscheid tussen het deel van de wet dat niet meer van kracht is en het deel dat altijd blijft. In de eindstrijd zal het houden van Gods geboden, zoals ook blijkt uit bovenstaande quote uit Openbaring, namelijk een belangrijke rol gaan spelen. Jezus heeft gezegd dat in de laatste dagen de wetteloosheid zal toenemen en de liefde zal verkillen. In allerlei opzichten wordt Gods scheppingsorde misvormd en de regels van het verbond met voeten getreden. Daarom is het als christen belangrijk om helder zicht te hebben op de waarde van de wet en deze niet op basis van een misvatting weg te wuiven. Hier krijg je een samenvatting.
Er bestaat een essentieel verschil tussen de tien verbondswoorden (de tien geboden) en de rest van alle inzettingen en bepalingen die in de wet van Mozes worden gevonden. Hier zie je de belangrijkste verschillen op een rij.
Het deel van de wet dat sinds Jezus niet meer van kracht is, in het tijdelijke deel dat in de rechterkolom staat. Die regels waren er om het verbond vorm te geven. Ze gingen over de inrichting van Israël, over de tempeldienst en over de omgang met de naaste en de vreemdeling in de (religieuze) context van het Midden-Oosten. Toch is het nooit gelukt om op basis hiervan het verbond tot een succes te maken. Mensen kwamen niet in een rechte relatie tot de Schepper. De offers van de tempeldienst waren symbolen en de zonde in het menselijk hart verstoorde en vertroebelde de zaak steeds opnieuw. Daar kon de wet als zodanig niks aan veranderen. Het zou zo nooit van de grond komen. Maar...God heeft het Zelf opgelost door de eis en consequentie van Zijn eigen wet te dragen. Daarom zijn alle tijdelijke bepalingen, die het verbond in goede banen moesten leiden, niet meer nodig. Het offer van Jezus heeft het eens en voor altijd rechtgezet. Dat is wat we met een duur woord rechtvaardiging noemen. Dat wordt aan onze kant toegeëigend met geloof, erkenning, vertrouwen en dankbaarheid.
Maar de tien verbondswoorden - de linkerkolom - blijven altijd van kracht. Dat zijn de geboden waar Jezus, Paulus, Johannes, Petrus en Jakobus naar verwijzen. De tien geboden zijn niet verouderd. Dat zou ook heel vreemd zijn. Het zijn de regels van Gods eeuwige Koninkrijk. Twee punten helpen om dit verder te verduidelijken.
Het gebod van de liefde
Het grote gebod van de liefde is geen vervanging van de tien geboden, maar ze zijn een samenvatting daarvan. Kijk onder [Gods verbond in steen op het kruispunt van grootmachten] hoe je dit terugziet in de opbouw van de tien geboden.
Het sabbatsgebod
In het vierde gebod staat de opdracht om de Sabbat te houden. Had Paulus daar niet van gezegd dat het onderdeel is van het oude verbond (“Laat dus niemand u veroordelen inzake eten of drinken, of op het punt van een feestdag, een nieuwe maan of de sabatten”, Kolossenzen 2 : 16)? Kun je dan niet zo door-redeneren dat als een van de tien geboden verlopen is, de anderen waarschijnlijk ook minder belangrijk zijn geworden? Toch berust dit op een misverstand. Paulus spreekt namelijk over een meervoud van sabbatten. Dat verwijst niet naar de wekelijkse sabbat, maar naar de speciale sabbatdagen die verbonden waren aan de joodse feesten (zoals bij ‘de ongezuurde broden’ en ‘het wekenfeest’). Je komt ze o.a. tegen bij de uitleg over de Pesachweek in de [490 jaar] periode. Deze bijzondere joodse sabbatdagen waren verbonden aan de instellingen van de Joodse natie in de periode van 1400 BC tot aan Christus. Maar wanneer werd de wekelijkse sabbat ingesteld? Al bij de schepping:
“Toen God de zevende dag Zijn werk, dat Hij gemaakt had, voltooid had, rustte Hij op de zevende dag van al Zijn werk, dat Hij gemaakt had. En God zegende de zevende dag en heiligde die, want daarop rustte Hij van al Zijn werk, dat God schiep door het te maken” (Genesis 2 : 2-3).
Daarom werd de wekelijkse sabbatdag niet ingesteld door Mozes, zoals dat voor alle andere joodse feestdagen en gebruiken wel zo was, maar het werd in herinnering gebracht.
“Gedenk de sabbatdag, dat u die heiligt (...) want in zes dagen heeft de HEERE de hemel en de aarde gemaakt, de zee, en al wat erin is, en Hij rustte op de zevende dag. Daarom zegende de HEERE de sabbatdag, en heiligde die” (Exodus 20 : 8-11).
De wekelijkse sabbat, die al vanaf de schepping van kracht is, is niet specifiek voor de tijd van het eerste verbond met Israël. Daarom is de sabbat met de komst van Jezus niet afgeschaft. Jezus erkende de dag zelf toen Hij zei ‘Heer over de sabbat’ te zijn (Markus 2 : 28). De vroege kerk heeft deze wekelijkse dag ook altijd in ere gehouden. De sabbat is en blijft onderdeel van de tien geboden en is, net als de andere negen, van kracht voor altijd en voor iedereen. In de eindstrijd krijgt het vierde gebod zelfs een bijzondere rol. Lees er meer over onder [het laatste conflict].
Je kunt het geloof en de koninkrijksregels niet scheiden, alsof ze niet samengaan. De tijdelijke bepalingen, die vorm gaven aan de specifieke rol die nationaal Israël had op het wereldtoneel, zijn niet meer van kracht. Het was een vooruitwijzing, een symboliek van iets groters wat nog komen zou. De wet van Gods eeuwige Koninkrijk, zoals verwoord in de tien woorden van het verbond, die zijn voor altijd. Op het moment dat Jezus de grote opdracht geeft om het evangelie met alle volken te delen brengt Hij ook Zijn geboden in herinnering [zie ook: Jezus en het goede nieuw voor alle volken].
“Ga dan heen, onderwijs al de volken, hen dopend in de Naam van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest, hun lerend alles wat Ik u geboden heb, in acht te nemen” (Mattheus 28 : 19).
De basis voor het verbond is niet langer de collectie van wetsbepalingen en regels rond de tempeldienst en de inrichting van het Joodse volk. Het offer van Jezus heeft alles in een keer rechtgezet. Bij Gods familie horen is een kwestie van genade en de onuitputtelijke liefde en goedheid. De Schepper die laat zien dat Hij tot het uiterste wil gaan om Zijn gemeenschap te bouwen. Daar word je stil van. Wat moet je daar zelf nog aan toevoegen?
Maar eigenlijk is het terugkijkend ook nooit zo geweest. Gods familie heeft nooit vertrouwd op tempelrituelen, feestdagen of strikte naleving van regels. Het is vanaf het allereerste begin vertrouwen geweest in de belofte dat God Zelf redding zou geven. In de lijftekst van de reformatie zie je dat al terug. Paulus zegt: “Want de gerechtigheid van God wordt daarin geopenbaard uit geloof tot geloof, zoals geschreven is: Maar de rechtvaardige zal uit het geloof leven” (Romeinen 1 : 17). Paulus verwijst hier naar een quote van de profeet Habakuk, die al honderden jaren eerder leefde, in de tijd van het oude verbond. Habakuk wist dus ook al dat geloof in Gods belofte de echte basis van het verbond is. Hij stond daarin niet alleen.
Hebreeën 11 beschrijft een lange eregalerij van mensen die leefden in de tijd van het oude verbond en zelfs daarvoor. Zij worden allemaal geloofsgetuigen genoemd. Eigen doen en laten is nooit de basis geweest van Gods gemeenschap. Het is altijd al het geloof, het vertrouwen geweest in de goedheid van de Schepper. Dat wisten ze toen ook al. Onder [Gods familie blijft groeien] ontdek je dat dit zelfs voor alle volken buiten Israël om zo is geweest.
Niet alleen heeft de tijdelijke wetgeving afgedaan, maar ook de definitie wie bij Gods volk hoort werd aangescherpt. Lid zijn van het Joodse volk biedt geen garanties. Strikte naleving van de joodse wet of biologische afstamming (in Paulus terminologie ‘het vlees’) is niet doorslaggevend. Dat is ook nooit zo geweest. Het echte Israël van God bestaat uit alle mensen, joden én heidenen, die hun vertrouwen op God hebben gesteld. Sámen zijn zij erfgenamen van de belofte. Een belofte die tot wereldschaal is opgerekt. Lees meer over deze grandioze upgrade onder de [490 jaar] tegel.
Tot slot dan toch de vraag of er zo geen spanning op de relatie tussen God en mensen komt staan. We hebben gezien dat je redding niet volledig los kan staan van je feitelijke levensstijl. Het is ondenkbaar dat je leeft op een manier alsof Gods verbondsregels niet bestaan en toch denkt dat je deel bent van dit verbond, alleen maar omdat je op een mooie avond een keer gezegd hebt dat je gelooft. Als de vrucht van God Geest niet zichtbaar wordt in je leven, dan is het geloof dood. En dus waardeloos. Een glinsterende steen kun je onderwerpen aan een test – is het echt een diamant? Zo kan ook het geloof getoetst worden door naar je levenswijze te kijken. Maar wanneer is het goed genoeg?
Het antwoord is simpel. Wie hier gaat rekenen loopt vast. Is mijn leven goed genoeg om door de keuring te komen? Dat laat zien wat er in je hart leeft. Geen liefde, maar eigen belang. Voor wie van God houdt is er geen dilemma. Zo iemand leeft vanuit het vertrouwen in Gods goedheid én is gemotiveerd om te groeien in waarheid, echtheid en liefde. Natuurlijk weet je dat je eigen leven geen basis is voor het verbond. Het is genade van God, dag aan dag. Dat blijft ook zo wanneer je worstelt met bepaalde zonde, verslavingen en patronen in je leven. Moet je daar onzeker van worden? Nee, juist niet. Het is precies andersom. Als het je onverschillig laat, dán is er een serieus probleem. Als je ergens mee worstelt, dan is het juist een teken dat de Geest met je onderweg is en je een kind van God bent. Iedereen heeft dat. De uiteindelijke verlossing ligt nog in de toekomst. Paulus beschrijft dit in Romeinen 7 en 8. Wie zal mij verlossen, vraagt hij? Let op de toekomende tijd. Maar als je merkt dat de Geest in je bezig is, dan is dat je onderpand voor de toekomst.
Ergens anders wordt het prachtige beeld van een bruid gebruikt. Een bruid maakt zich mooi en aantrekkelijk voor de grote dag. Zo wordt ook Gods gemeenschap mooi en aantrekkelijk gemaakt, niet in fysieke zin, maar in morele zin. Als je weet dat het bruiloftsfeest komt dan wil je daar toch graag op voorbereid zijn?
“Laten wij blij zijn en ons verheugen en Hem de heerlijkheid geven, want de bruiloft van het Lam is gekomen en Zijn vrouw heeft zich gereedgemaakt. En het is haar gegeven zich met smetteloos en blinkend fijn linnen te kleden, want dit fijne linnen zijn de gerechtigheden van de heiligen” (Openbaring 19 : 7-8. Zie ook Efeze 5 : 25-27).
“Maar wij verwachten, overeenkomstig Zijn beloften, nieuwe hemelen en een nieuwe aarde, waar gerechtigheid woont. Daarom, geliefden, terwijl u deze dingen verwacht, beijver u om onbevlekt en smetteloos door Hem bevonden te worden in vrede” (II Petrus 3 : 13-14).
Dus de basis is altijd ontspanning, maar wie God en de naaste liefheeft wil zich ook inspannen. Niet omdat het moet, maar omdat je moreel zo zuiver en aantrekkelijk mogelijk wilt zijn voor de grote ontmoeting. Dat is het teken van écht geloof. Hoe dat in je eigen leven zit, dat kun je met Gods hulp alleen zelf bepalen.
Als God met je onderweg is en je hebt daar ja tegen gezegd, dan zal Hij het ook afmaken. Daar mag je voluit op vertrouwen. Zelfs als je eigen hart stug is, je jezelf zo vaak tegenkomt en het allemaal lang duurt. Als je eenmaal gekend en geroepen bent, dan maakt Hij het af.
“En Hij Die de harten doorzoekt, weet wat het denken van de Geest is, omdat Hij naar de wil van God voor de heiligen pleit. En wij weten dat voor hen die God liefhebben, alle dingen meewerken ten goede, voor hen namelijk die overeenkomstig Zijn voornemen geroepen zijn. Want hen die Hij van tevoren gekend heeft, heeft Hij er ook van tevoren to bestemd om aan het beeld van Zijn Zoon gelijkvormig te zijn, opdat Hij de Eerstgeborene zou zijn onder vele broeders” (Romeinen 8 : 27-29).
Uiteindelijk zal het eindresultaat prachtig zijn. Als jij je aan Jezus toevertrouwt, word je een zuivere diamant. Zo mooi zelfs dat je in Gods aanwezigheid kunt leven.
“Geliefden, nu zijn wij kinderen van God, en het is nog niet geopenbaard wat wij zullen zijn. Maar wij weten dat, als Hij geopenbaard zal worden, wij Hem gelijk zullen zijn; want wij zullen Hem zien zoals Hij is” ( I Johannes 3 : 2).
Het geloof van de rechtvaardige zal straks overgaan in aanschouwen. Er komt een tijd dat er geen reformaties meer nodig zijn. We zullen binnenkort onze Heer zien van aangezicht tot aangezicht. We mogen Hem recht in de ogen kijken. Het zal een volmaakt verbond van liefde zijn, dankzij Hem!