In de loop van de kerkgeschiedenis is de hel nogal eens voorgesteld als een plaats waar mensen voor altijd gepijnigd worden. Dat is niet in lijn met de Bijbel en het heeft helaas een grote schaduw over Gods zuivere karakter geworpen. Als in de Bijbel gesproken wordt over de ‘hel’ dan is dit een vertaling van het griekse woord ‘gehenna’. De gehenna was een letterlijke plaats buiten Jeruzalem waar afval en dode dieren werden verbrand.
Het vuur deed daar zijn werk tot het afval helemaal was vernietigd. Zo zullen ook de mensen die willen en wetens God de rug toegekeerd hebben eens volkomen teniet gedaan worden. C.S. Lewis zei eens dat er twee soorten mensen zijn. Mensen die tegen God zeggen: “Uw wil geschiede. En mensen tegen wie God zegt: uw wil geschiede” (De grote scheiding, hoofdstuk 9). De eeuwige straf houdt in dat mensen geen deel hebben aan Gods prachtige toekomst. Dat is wat in de Bijbel bedoeld wordt met ‘verloren gaan’ (Johannes 3 : 16) en ‘de heerlijkheid van God missen’ (Romeinen 3 : 23). Lees ook maar eens na in Psalm 92 : 8 | Jesaja 34 | Maleachi 4 : 1-2 |II Petrus 2 : 6 .
Het idee van een altijddurende kwelling en pijniging is geïnspireerd op het volstrekt on-Bijbelse idee van een onsterfelijke ziel. De Bijbel is er heel duidelijk over dat alleen God Zelf eeuwig is (“Hij Die als enige onsterfelijkheid bezit…”, I Timotheüs 6 : 16). Het is juist de alleroudste leugen dat de mens in zichzelf onsterfelijk zou zijn (Genesis 3). Mensen kunnen verloren gaan, ophouden te bestaan. Het idee van een eindeloze pijniging past absoluut niet bij Gods karakter. Hij is zeker rechtvaardig, maar geen sadist. Hij is een verterend vuur voor wie Hem afwijzen, maar dat vuur verteerd dan ook. Er blijft niks over. Helaas heeft de katholieke kerk het schrikbeeld van eeuwige pijniging in de hel honderden jaren grof misbruikt om mensen angst voor God aan te jagen en de eigen portemonnee te vullen door de verkoop van aflaten.
Is de eindbestemming van de hel net zo kwaad, als dat de hemel goed is, als het gaat om de lengte daarvan? Dat past niet bij het karakter van God zoals dat in de Bijbel beschreven wordt. De Schepper is rechtvaardig en zal mensen die Hem afwijzen en Zijn wet breken (moeten) oordelen. Maar de nadruk in de Bijbel ligt op Gods goedheid. De straf die Hij aan mensen of volken geeft, hoe erg ook, is beperkt en definitief, maar Zijn goedheid duurt voor eeuwig. Op basis van Gods heilige karakter kun je de eeuwige consequentie ten goede of ten kwade daarom niet gelijk aan elkaar stellen. Tijdens de verbondssluiting op de Sinai wordt de verhouding geschetst:
“(...) U zult zich daarvoor niet neerbuigen, en die niet dienen, want Ik, de HEERE, uw God, ben een na-ijverig God, Die de misdaad van de vaderen vergeldt aan de kinderen, aan het derde en vierde geslacht van hen die Mij haten, maar Die barmhartigheid doet aan duizenden van hen die Mij liefhebben en Mijn geboden in acht nemen” (Exodus 20:5-6, zie ook Exodus 34:5-7, Deuteronomium 7:9-10, Psalm 105:8).
Dat de straf eeuwig is, betekent niet dat mensen het voor eeuwig ondergaan, maar dat de consequentie ervan eeuwig is. Het is onomkeerbaar, voor eeuwig. Het is de tweede dood, en daar volgt nooit meer een opstanding op. De onrechtvaardige zal teniet gedaan worden.
Judas stelt Sodom en Gomorra als teken van wat er met de onrechtvaardige zal gebeuren:
Evenzo is het met Sodom en Gomorra, en de steden eromheen, die op dezelfde wijze als zij hoererij bedreven hebben en ander vlees achterna zijn gegaan. Zij liggen daar als een waarschuwend voorbeeld, doordat zij de straf van het eeuwige vuur ondergaan (Judas 7).
Dit eeuwige vuur brand nu natuurlijk niet meer, maar het is wel eeuwig in de zin dat die mensen en steden voor altijd teniet zijn gedaan. Dat is de tendens waarop de Bijbel over deze dingen schrijft. De goddeloze zal voorgoed vergaan.
Openbaring zegt alleen van de duivel , het beest en de valse profeet dat zij in de poel van vuur en zwavel worden geworpen en daar vervolgens ‘dag en nacht gepijnigd worden in alle eeuwigheid’ (Openbaring 20 : 10). Betekent dit dat zij dus wel voor altijd blijven bestaan? Het idee dat de duivel en zijn aanhang voor altijd zullen blijven bestaan lijkt in eerste instantie te worden ondersteund door deze tekst.
Tegelijk levert het lastige vragen op. Hoe kan de eeuwige toekomst van God, op de vernieuwde hemel en aarde, volmaakt zijn als er altijd nog ergens een duistere macht is? Het is altijd slim om lastige passages in de Bijbel te vergelijken met de hoofdlijnen. In Ezechiël 28 bijvoorbeeld, een hoofdstuk dat traditioneel geassocieerd wordt met de duivel, wordt het volgende gezegd:
“(…) Daarom deed Ik een vuur uit uw midden oplaaien, en dat verteerde u. Ik maakte u tot een hoop as op de grond voor de ogen van allen die naar u keken (…) U bent een voorwerp van verschrikking geworden en u zult niet meer bestaan tot in eeuwigheid” (Ezechiël 28 : 18-19).
En in Genesis 3, het moment dat de vijandschap tussen de vrouw en de slang begint, wordt voorzegt dat de kop van de slang vermorzeld zal worden (3 : 15), wat naar een definitief einde wijst.
Ook van ‘het beest uit de zee’ wordt gezegd dat die dag en nacht gepijnigd zal worden (Openbaring 20 : 10). Maar in Daniël wordt over diezelfde macht gesproken in termen van algehele vernietiging:
“(…) men zal hem zijn heerschappij ontnemen, hem verdelgen en volledig vernietigen” (7: 26).
Paulus bevestigt dit:
“(…) De Heere zal hem verteren door de Geest van Zijn mond en hem tenietdoen door de verschijning bij Zijn komst” (II Thessalonicenzen 2 : 8).
Bij de profeet Jesaja komen we een passage tegen die erg lijkt op het oordeel dat in Openbaring wordt beschreven aangaande de duivel. Ook hier wordt een vuur vermeld dat dag en nacht brand (in verband met het oordeel over Edom):
“Zijn beken zullen veranderd worden in pek, en zijn stof in zwavel; ja, zijn land zal worden tot brandend pek. ’s Nachts en ook overdag zal het niet geblust worden, voor eeuwig zal zijn rook opstijgen. Van generatie op generatie zal het verwoest blijven, tot in alle eeuwigheden zal niemand erdoorheen trekken. Kauw en nachtuil zullen het in bezit nemen, ransuil en raaf zullen daar wonen. Hij zal er het meetlint van de woestheid over uitspannen en het paslood van de leegte (Jesaja 34:9-11)”.
Uit het vervolg wordt duidelijk dat de plek dus wel bewoond zou worden, ondanks de vermelding dat het vuur dag en nacht niet geblust wordt en dat de rook voor eeuwig op zal stijgen. Het idee is dat het vuur dag en nacht zal branden, onuitblusbaar, onomkeerbaar totdat het oordeel volledig is uitgevoerd en dat de consequentie daarvan eeuwig zal zijn. Daarna blijft er niks van over.
Op basis van deze algehele tendens in de Bijbel mag je concluderen dat het oordeel over de duivel en zijn sinistere aanhang enige tijd kan duren, maar uiteindelijk zal leiden tot de eeuwige consequentie van een totale vernietiging. Het zal dag en nacht duren, en in alle eeuwigheid niet meer teruggedraaid worden. Het is een definitief oordeel.
Nu komt de geweldige dag waarop Jezus terugkomt en zijn voet op de olijfberg zet, zoals de profeet Zacharias al voorzag (hoofdstuk 14). Op die dag zal er een helder water uit Jeruzalem stromen. Niet uit het historische Jeruzalem zoals wij die kennen, maar uit het Jeruzalem dat door God zelf is gebouwd en uit de hemel komt.
“Op die dag zal het geschieden dat het kostbare licht er niet zal zijn, evenmin de dikke duisternis. Maar er zal één dag zijn, die de HEERE bekend zal zijn, geen dag en geen nacht. Het zal geschieden ten tijde van de avond dat het licht blijft. Op die dag zal het geschieden dat er levend water vanuit Jeruzalem zal stromen, de ene helft ervan naar de zee in het oosten en de andere helft ervan naar de zee in het westen: ’s zomers en ’s winters zal het plaatsvinden. De HEERE zal Koning worden over heel de aarde” (Zacharia 14 : 6-9).
In het visioen van Openbaring wordt dit verder opgepakt. hier komt de rode draad van heel de verbondsgeschiedenis tot zijn wonderlijke climax:
“En ik, Johannes zag de heilige stad, het nieuwe Jeruzalem, neerdalen van God uit de hemel, gereedgemaakt als een bruid die voor haar man sierlijk gemaakt is. En ik hoorde een luide stem uit de hemel zeggen: Zie, de tent van God is bij de mensen en Hij zal bij hen wonen, en zij zullen Zijn volk zijn, en God Zelf zal bij hen zijn en hun God zijn” (Openbaring 21 : 2-3).
“En hij liet mij een zuivere rivier zien, van het water des levens, helder als kristal, die uit de troon van God en van het Lam kwam...” (Openbaring 22 : 1).
De geschiedenis komt tot zijn climax. De gebeurtenissen op de eerste aarde waren in allerlei opzichten een vooruitwijzing naar deze toekomst. Het kleine land Kanaän representeerde de aarde, de stad Jeruzalem wees vooruit naar de hemelse versie en de tempel stond symbool voor God die altijd onder Zijn mensen gaat wonen. Er zal vanaf nu gerechtigheid op aarde zijn en een eeuwig durend vrederijk. Niks kan daar ooit nog tussenkomen. Jeruzalem, de stad van vrede door God Zelf gebouwd, schittert aan alle kanten. Het water verfrist. De tranen zijn gedroogd. En het leven in zijn volle omvang, zoals God alleen het kan geven, is een realiteit. Over deze eeuwige toekomst kun je eigenlijk alleen maar dromen. Maar deze droom wordt werkelijkheid.