1. Het is geen westers verhaal
2. Gods licht schijnt door de wereldgeschiedenis
3. Deel het evangelie met andere mensen
In het boek De eeuwigheid in hun hart beschrijft Don Richardson een populaire theorie over de ontstaansgeschiedenis van monotheïsme (het geloof dat er één echte God is). Deze theorie stamt uit de negentiende eeuw. Dat was een tijd waarin seculiere wetenschappers de Bijbelse teksten steeds meer gingen verklaren als een resultaat van knip- en plakwerk vanuit andere tradities. Vooral Babylonische tradities. Onder de [2300 jaar] tegel vind je hier meer informatie over.
De genoemde theorie, van de Engelsman Edward B. Tylor, stelt dat religie ontstond door de ‘ontdekking’ van de ziel. Ervaringen van dromen en visioenen wekten het idee dat er iets meer moet zijn dan puur en alleen de lichamelijke aanwezigheid en behoeften in het hier en nu. Een soort ziel. De volgende stap was om zo’n ziel toe te schrijven aan andere objecten, zoals dieren, bomen, rivieren, de berg, de lucht en de zon. Dit ‘animisme’ ontwikkelde zich door tot een collectie van godenverhalen. Al die levende dingen werden nu voorgesteld als goden, die in een bepaalde hiërarchie ten opzichte van elkaar zouden leven. Tot slot erkende men, alleen in de samenlevingen waarin een monarchie ontstond, waar dus een alleenheerser aan de macht kwam, dat er een oppergod moest zijn. Die werd de alleenheerser in het pantheon. Ziedaar, de geboortekamer van het monotheïsme!
In de kijk van Tylor is monotheïsme, zoals dat door de joods-christelijke traditie wordt uitgedragen (en door de veel latere islam, die zich in bepaalde opzichten op de Bijbel baseert) een recente uitvinding van de mensheid. Zijn ideeën vormden brandstof voor de moderne tekstkritiek, waarin de Bijbel benaderd wordt alsof het een samenraapsel is van ‘oudere religieuze tradities’. Theologische wetenschappers zouden sporen van het oudere polytheïsme ontdekt hebben in de tekst van de Bijbel. Ook leverde Tylor indirect argumenten voor de communistische afschaffing van godsdienst. Want als godsdienst een recente uitvinding is, dan moet de samenleving ook zonder kunnen!
Back to the roots
Wij kijken nu terug op vijf eeuwen kolonialisme, een tijd waarin de westerse volken hun stempel hebben gedrukt op grote delen van de wereld. Als je uitgaat van Tylers theorie kan het lijken alsof de westerse machthebbers geprobeerd hebben de monotheïstische religie over de hele wereld te verspreiden. Daarmee zouden ze dan de veel oudere inheemse tradities geweld hebben aangedaan. Het is helaas waar dat gedurende de koloniale tijd veel grof geweld is gebruikt, vaak onder de banier van het (katholieke) geloof. Maar dit kwaad komt niet bij God vandaan. Het is een vrucht van zondige, egoïstische mensen. Is de Bijbel zelf wezensvreemd aan de volken? Zijn de inheemse religies inderdaad het meest oorspronkelijk en is het verhaal over de Bijbelse God import van overzee? Het zal je misschien verbazen, maar de werkelijkheid is andersom.
In vele volken leeft nog de herinnering aan het begin van de tijd in Eden. Herinneringen aan de tijden dat [het risico van liefde] zijn sporen trok, de [wereldwijde watervloed] voor een complete reset van de geologie zorgde en [de verspreiding van alle volken] het startschot was voor tientallen nieuwe samenlevingen. De echo van het oorspronkelijke commitment aan één God is op vele onverwachte plekken terug te vinden. De werkelijkheid is namelijk dat monotheïsme het meest oorspronkelijk is. Pas later in de tijd is dit gedegenereerd en verwaterd in polytheïsme. Want wie de Schepper loslaat krijgt er 1001 dubieuze alternatieven voor terug.
Het is precies zoals Jozua het op scherp stelt, voordat het Joodse volk in 1400 BC Kanaän intrekt: “Maar als het in uw ogen kwalijk is de HEERE te dienen, kies voor u heden wie u zult dienen: óf de goden die uw vaderen, die aan de overzijde van de rivier woonden, gediend hebben, óf de goden van de Amorieten, van wie u het land bewoont. Maar wat mij en mijn huis betreft, wij zullen de HEERE dienen!” (Jozua 24 : 15). Als Israël het commitment aan de HEERE loslaat kunnen ze kiezen uit een collectie van afgoden. Niet in hun eigen voordeel overigens. Toch is ondanks deze wildgroei aan afgoden de kennis van de waarheid ook blijven voortbestaan. Vooral in de oudste mondelinge tradities. Hier zijn allerlei prachtige voorbeelden van te geven. Ze krijgen helaas niet de aandacht die ze verdienen. Tijd om daar verandering in te brengen.
De Santal uit India
In 1867 kwam een Noorse zendeling, Lars Skrefsrud, in contact met het Santal-volk, in India. Hij leerde de lokale taal en begon de mensen te vertellen over het evangelie. Hoe lang zou het wel niet gaan duren voordat de Santal, opgegroeid zonder enige Joodse of christelijke invloeden, interesse zouden krijgen in dit goede nieuws? Tot Skrefsruds verbazing niet lang. Hij hoorde al snel een aantal Santal-filosofen enthousiast praten over de nieuwe boodschap. “Wat deze vreemdeling zegt kan alleen maar betekenen dat Thakur Jiu ons na al die tijd toch niet vergeten heeft!” (De eeuwigheid in hun hart – aangrijpend bewijs van geloof in de enige ware God in honderden culturen over de hele wereld, Don Richardson, Novapres 2002, pg. 41-47. Zie ook vervolgquotes). Skrefsrud, die de taal inmiddels goed onder de knie had, begreep direct het belang van deze opmerking. Thakur betekent ‘waar’ en Jiu is het Santal-woord voor ‘god’. De lokale bevolking sprak zelf over de enige ware God en stond er vervolgens op dat de Noor voortaan de naam Thakur Jiu zou gebruiken.
Skrefsrud raakte verder in gesprek met een van de Santal-filosofen, genaamd Kolean. Kolean vertelde de Noor wat hij wist over Thakur Jiu. Hij heeft alle dingen geschapen en op zijn plaats gezet. Lang geleden schiep Hij de eerste man, Haram, en de eerste vrouw, Ayo en plaatste hen ver ten westen van India, in het gebied Hihiri Pipiri. Daar werden ze verleid door het wezen Lita en ze ontdekten dat ze naakt waren. Niet lang daarna ontspoorde de mensheid. Thakur Jiu beschermde een ‘heilig paar’, maar verwoeste de rest van de mensheid door een watervloed. Niet lang daarna verspreidde de toenmalige families zich: “Later vermenigvuldigden afstammelingen van het ‘heilig paar’ zich en migreerden naar de vlakte Sasan Beda (‘mosterdveld’). Daar verdeelde Tkahur Jiu hen in vele verschillende volken.”
Het is onmogelijk de parallellen te missen ten opzichte van de oergeschiedenis zoals die in de Bijbel wordt beschreven. Het evangelie dat Skrefsrud bracht werd hier niet gezien als een vreemd product, maar met gejuich onthaald. De Santal vonden hun verhaal terug over de ware God, die ze zo lang geleden vergeten en verlaten hadden. Nu ontdekten ze hoe de relatie tussen God en mensen rechtgezet was, door de komst van de Messias. De Noorse zendeling had er moeite mee om deze bijzondere ontmoetingen aan het Europese thuisfront uit te leggen. Daar wilden ze maar nauwelijks accepteren dat de kerk in India veel harder bleek te groeien dan de kerk in het zogenaamde verlichte westen deed.
De Karen uit Birma
Tijdens een ontmoeting tussen een Engelse diplomaat met een lid van de Karen-stam kwam een intrigerende, oude geschiedenis naar boven (Idem, pg. 76):
‘Deze stamleden denken dat u misschien een zekere “blanke broeder” bent die zij als volk al sinds mensenheugenis verwachten!’ ‘Wat merkwaardig’, antwoordde de diplomaat. ‘Vraag hen wat deze “blanke broeder” zou moeten doen als hij arriveert.’ ‘Hij moet hen een boek brengen’, zei de gids. ‘Een boek zoals een van hun voorvaderen lang geleden verloor. Ze vragen – met ingehouden adem – ‘heeft hij het niet bij zich?’ ‘Wacht eens even!’ lachte de Engelsman. ‘En wie, als ik vragen mag, is de schrijver wiens boek de macht heeft om een ongeletterd volk als dit te bekoren?’ ‘Ze zeggen dat de schrijver Y’wa is – de Allerhoogste God...’
In dit volk leefden zeer oude tradities, in de vorm van vertellingen en liederen die de geschiedenis van Y’wa beschrijven. In die traditie wordt Hij als Schepper van alle dingen beschreven. Net zoals de Santal uit India hebben de Karen herinneringen aan de oergeschiedenis (pg. 80, quotes uit The Gospel in Burma, Macleod Wylie, London: W.H.Dalton, 1859):
“Y’wa heeft de wereld oorspronkelijk gevormd.
Hij heeft het voedsel en het drinken aangesteld.
Hij heeft de ‘vrucht der beproeving’ aangesteld.
Hij heeft gedetailleerde geboden gegeven.
Mu-kaw-lee heeft twee mensen misleid.
Hij zorgde ervoor dat zij de vruchten van de boom der beproeving aten.
Zij gehoorzaamden niet, zij geloofden Y’wa niet...
Toen zij de vrucht der beproeving aten,
Werden zij onderworpen aan ziekte, ouderdom en de dood...”
Ook bij de Karen viel het evangelie in vruchtbare grond. Het werd niet gezien als een vreemd, Europees verhaal, maar werd herkend als het vervolg op wat men sinds lang geleden zelf al wist.
Eenmaal vertrouwd geraakt met het evangelie raakten Karen-stamleden ervan overtuigd dat zij het goede nieuws met andere bevolkingsgroepen moesten delen, waaronder de Kachin. Wat een verrassing was het voor deze mensen om te ontdekken dat de Kachin ook een eigen naam voor de Almachtige bleken te hebben – Karai Kasang. En dat zij geloven dat hun voorouders ooit Karai Kasangs heilige boek in hun bezit hebben gehad. “Net als de Karen hadden de Kachin eeuwenlang de boeddhistische afgoderij afgewezen, op grond van het feit dat Karai Kasang het niet goed zou keuren. Eveneens net als de Karen, reageerden de Kachin op het christendom als de vervulling van hun eigen geloofsovertuigingen over Karai Kasang (pg. 98). Het evangelie klonk in hun oren niet als een westers verhaal, opgedrongen door koloniale overheersers, maar als de vervulling van de meest oorspronkelijke traditie. Traditie die soms onherkenbaar weggestopt was onder een dikke laag polytheïsme en inheemse religie.
Met nog vele andere voorbeelden, uit de boeken van de Inca’s, de oude Grieken, de Gedeo’s van Ethiopie, Chinese volken, Aboriginals en vele andere samenlevingen, haalt auteur Richardson de lokale monotheïstische tradities weer onder het stof vandaan. Ongelooflijk, maar waar. Jezus’ grote zendingsopdracht (“maakt alle volken tot Mijn discipelen” – Mattheüs 28) was niet wereldvreemd. De verkondiging van het evangelie aan alle volken moet niet gezien worden als een gewelddadige onderdrukking van oude inheemse culturen en religies. Integendeel, het wijst de volken weer de weg terug naar hun eigen, ware oorsprong. Wanneer je het evangelie vertelt, sluit je naadloos aan op de oerbelofte van God, die in alle volken meegegeven is, dat Hij voor redding zou gaan zorgen. Het is geen vreemd verhaal, het is ons verhaal.
Mensen uit elke stam
Het boek Openbaring geeft een belofte. In het grandioze toekomstvisioen ziet de apostel Johannes een enorme menigte rondom Gods troon. Het is de wereldwijde gemeenschap van mensen die God door alle tijden en plaatsen heen heeft verzameld. Wat staat er? Dat het vooral veel blanke mensen waren uit Amerika, Duitsland, Nederland, Italië en Frankrijk? Nee, het visioen dat Jezus aan Zijn vriend Johannes gaf laat duidelijk zien dat alle stammen, talen en volken vertegenwoordigd zijn.
“(...) U bent het waard om de boekrol te nemen en zijn zegels te openen, want U bent geslacht en hebt ons voor God gekocht met Uw bloed, uit elke stam, taal, volk en natie” (Openbaring 5 : 9).
“Hierna zag ik en zie, een grote menigte, die niemand tellen kon, uit alle naties, stammen, volken en talen, stond vóór de troon en vóór het Lam, bekleed met witte gewaden en palmtakken in hun hand. En zij riepen met een luide stem: De zaligheid is van onze God, Die op de troon zit, en van het Lam!” (Openbaring 7 : 9-10).
Binnen elke bevolkingsgroep zijn mensen te vinden die deel zijn geworden van Gods wereldwijde gemeenschap. Fantastisch. De tijdlijn laat dat als een rode draad zien. Vanaf het eerste begin heeft de Schepper alle mensen, talen en stammen in het vizier.
Geen enkele bevolkingsgroep op onze wereld is uitgesloten van Gods prachtige plan. Voor de Schepper bestaat er geen zuiver ras, laat staan zoiets als racisme. De Bijbel vertelt het meest inclusieve verhaal onder de zon.
Mensen uit elke stam
Naast dit inclusieve karakter zit er ook scherpte in het visioen. De fantastisch diverse menigte van mensen komt namelijk uit alle volken, stammen, naties en talen. Deelhebben aan Gods wereldwijde gemeenschap is geen automatisme. Er zijn keuzes te maken. In [de wereldwijde oecumene – zonder Jezus] lees je over initiatieven om alle religies en filosofieën bijeen te brengen in een ‘gedeelde spiritualiteit’. Binnen dat oecumenische gedachtegoed zijn alle religieuze systemen, van inheemse voorouderverering tot aan boeddhisme, van taoïsme tot aan islam, van katholiek tot protestant, van voodoo tot occultisme allemaal even prima. Het pantheïstische idee, dat God in alles is en dat Zijn stem door elke traditie heen klinkt, is een dubieuze look-a-like van Gods echte universele gemeenschap. De basisveronderstelling dat iedereen automatisch meedoet in het grote verbond van liefde, ongeacht zijn geloof en levenswijze, gaat in tegen het karakter van God en het getuigenis van de Bijbel. Hij kan niet zomaar alles accepteren en zeker geen zonde en leugens. Je kunt niet op je eigen voorwaarden aansluiten bij Zijn verbond.
Pantheïstische oecumene botst ook met de keuzevrijheid die mensen hebben. Wij kunnen tegen de ware God kiezen en dat doen mensen helaas ook op grote schaal. Zonder dat risico van de liefde zou alles zinloos zijn [het risico van liefde]. Automatisme ondermijnt liefde. De scherpte in het visioen van Openbaring raakt de essentie van heel het verhaal.
Binnen het oecumenische klimaat wint het idee van ‘alverzoening’ aan populariteit. Alverzoening is de leer dat uiteindelijk iedereen er wel bij zal horen. Sommige mensen kiezen nú al voor God, dat is eigenlijk het beste. Maar uiteindelijk zal elke knie zich buigen en iedereen zal Hem belijden. Gods liefde wordt voorgesteld als de zon, die de sneeuw van elke zonde laat smelten. Iedereen zal zich uiteindelijk gewonnen geven aan de overstelpende goddelijke liefde, zelfs wie gestorven is als de grootste leugenaar of crimineel. Maar dat is niet het scenario dat de Bijbel schetst. De Bijbel houdt rekening met de schrikbarende optie dat er mensen ‘verloren’ gaan [zie: een nieuw begin]. Ja, Gods gemeenschap omvat alle volken, talen en naties, maar niet per definitie iedereen die daar lid van is. Wie je ook bent, waar je ook woont of welke taal je ook spreekt, er zijn keuzes te maken. Vertrouw jij op Gods belofte, met als brandpunt het leven en werk van de Messias Jezus, of vertrouw je ergens anders op?
Inmiddels hebben we een aantal prachtige voorbeelden gezien van hoe God in de generaties onder de volken aanwezig is geweest. Hij heeft mensen, vaak ondanks hun beperkte kennis van de waarheid, op het spoor van Zijn grote project gezet. Wist je dat de Bijbel zelf ook vol van zulke verhalen staat?
Grote delen van het Oude Testament gaan over de ups en downs van het verbond tussen Jahweh (Gods eigennaam in de Bijbel) en het nationale volk Israël. Maar ook buiten de grenzen van Israël is de Schepper van hemel en aarde actief. Hier staan een aantal opmerkelijke ontmoetingen voor je op een rij.
Het evangelie is dus van A tot Z een internationaal verhaal. Onder [het ontstaan van alle volken] vind je een referentie naar het onderzoek Traced – Human DNA’s big surprise. Door deze Rosetta-steen van de menselijke geschiedenis is het sinds kort zelfs mogelijk om je eigen genetische herkomst te verbinden met een van de drie zonen van Noach (Sem, Cham of Japhet). Naarmate er meer materiaal in het onderzoek wordt opgenomen zal het plaatje steeds helderder worden. Iedereen, van Papua tot Chileen, van Fries tot Komono kan zijn eigen roots terugvinden. Mocht je zelf mee willen doen aan dit onderzoek? Dat kan! Ga naar www.answersingenesis.org/go/traced en klik op de Hidden history of every people project-button. Jij kunt met je eigen DNA-profiel de stamboom van de mensheid helpen inkleuren!
De genetische stamboom van de mensheid, zoals die uit de nevel tevoorschijn begint te komen, is een fantastische methode om bruggen te slaan tussen bevolkingsgroepen. Elke stam, taal en natie waar ook ter wereld kan zijn eigen oorsprong verbinden met de stamboom van Genesis 10. Zo wordt op een unieke manier bevestigd dat de Bijbel geen westers boek is, zelfs geen semitisch boek, maar het boek van ons allemaal.
Het visioen van Openbaring laat zien dat er vanuit elke bevolkingsgroep mensen zijn aangesloten bij Gods fantastische plan. Tegelijk is duidelijk dat het niet voor iedereen geldt. Gods mensen komen uit deze volken, talen en stammen. Deelname aan het eeuwig verbond is geen automatisme. Je kunt erop ingaan, maar je kunt het ook afwijzen. Dat roept een vraag op. Wie hoort er bij Gods wereldwijde familie?
In de tijdlijn wordt op verschillende momenten benadrukt dat de ultieme beoordeling over mensen aan God is. Dat gaat ook hier op. Om toch een soort van antwoord op deze gewichtige vraag te geven nemen we een korte duik in de historie. We reizen in gedachten naar de periode rond 1400 voor Christus. Mozes is onderweg met het volk Israël. Ze reizen vanuit Egypte, waar ze generaties lang in onderdrukking hebben gewoond, naar het beloofde land Kanaän. Maar ze waren tijdens die reis niet alleen. Jahweh (Gods eigennaam) reisde hoogstpersoonlijk met ze mee. Helemaal vanzelf ging dat niet. Menselijke zonde zette de relatie onder spanning. God is volkomen zuiver. Hoe kon Hij toch onder Zijn mensen wonen? Daarom kreeg Mozes opdracht om een bijzondere tent te maken, een heiligdom. Later onder koning Salomo (rond 1000 v. Chr.) zou die tent worden geüpgraded naar een fantastisch mooi tempelcomplex in Jeruzalem. Toch veranderde er in essentie niet veel. Qua opzet en symboliek waren de tempel en de tent identiek.
Het doel van het heiligdom was dat God te midden van Zijn mensen zou kunnen wonen, ondanks het feit dat er onder de mensen nog zonde en onrecht was. Daarom werd de tabernakel ook wel de ‘tent van de ontmoeting’ genoemd (Exodus 33 : 7). Het was een plek van vertrouwen, verzoening en vriendschap tussen God en mensen. Hij stond daar als symbolische vooruitwijzing naar het einddoel van de wereldgeschiedenis. In de toekomst, als God de nieuwe hemel en aarde introduceert, komt het tent-thema weer terug:
“En ik hoorde een luide stem uit de hemel zeggen: Zie, de tent van God is bij de mensen en Hij zal bij hen wonen, en zij zullen Zijn volk zijn, en God Zelf zal bij hen zijn en hun God zijn” (Openbaring 21 : 3).
Dat is het verbond in een notendop. Wij zijn Gods volk en Hij is onze God. Het reizen, het op weg zijn, verandert straks in ‘wonen’. Maar ook nu al wil God onder Zijn mensen wonen. De symboliek van de tabernakel geeft daarom aanknopingspunten om onze brandende vraag te beantwoorden wie er bij Gods familie hoort.
De indeling van het heiligdom
De symboliek van de tabernakel (en de latere tempel) komt naar voren in de indeling en in de objecten die gebruikt worden. Zo zag het er schematisch gezien uit.
File:Tabernacle.png - Wikimedia Commons
In deze visualisatie kun je zien dat de tent omheind was en dat je slechts via één ingang naar binnen kon komen. Dat heeft direct een diepe betekenis. Er is één route om bij God, de Vader te komen. De hele verdere indeling en symboliek wijzen vooruit op het werk en leven van de Messias Jezus, van ingang tot in het heilige der heilige. Hij is de enige deur waardoor wij binnenkomen in Gods wereld (Johannes 10).
De apostel Johannes verbindt Jezus en de tent met elkaar:
“(...) En het Woord is vlees geworden en heeft onder ons gewoond...” (Johannes 1 : 14).
In de Griekse taal hoor je de echo van het heiligdom beter terug. Er staat in de grondtekst dat Jezus onder ons heeft ‘getabernakeld’. Net zoals God eerst aanwezig was onder Zijn mensen via de tent van de ontmoeting, zo kwam Hij nu onder Zijn volk in het leven van Jezus van Nazareth.
Een schaduw van the real thing
Het boek Hebreeën voegt hier nog een inzicht aan toe. De historische vormgeving van de tent (en de latere tempel) moet gezien worden als een replica van de hemelse, goddelijke werkelijkheid.
“Deze priesters doen dienst in een afbeelding en schaduw van de hemelse dingen, overeenkomstig een aanwijzing van God die Mozes ontving bij het voltooien van de tabernakel” (Hebreeën 8 : 5).
De offers van de priesters konden de relatie tussen God en mensen nooit echt rechtzetten. Het hele systeem ontleende zijn waarde aan de échte Hogepriester, de Zoon van God, die met Zijn eigen bloed het nieuwe verbond zou bekrachtigen. Het wees hier eeuwenlang naar vooruit en het hielp mensen om hun vertrouwen in Gods originele belofte van redding te stellen. De handelingen van de priesters hadden geen magische en mysterieuze werking, zoals dat in heidense godsdiensten gedacht werd (en wordt), maar ze hadden waarde door de latere ‘vervulling’ in het leven van de grote Hogepriester. Hij deed het echte werk. Om die reden is er vandaag de dag geen tent (of tempel) meer nodig in Gods plan met de wereldgeschiedenis. Geen offers en geen priesterdienst. De enige priesterdienst die nog overblijft is ons eigen lijf en leden in dienst van de Koning te stellen (Romeinen 12 : 1-2). Het valt Johannes dan ook op dat er in het nieuwe Jeruzalem geen tempel meer te vinden is (Openbaring 21 : 22). Er is geen tussensysteem meer nodig voor de bruid, die gereinigd en geheiligd is. Zij zal God van aangezicht tot aangezicht kennen. Maar hoewel de tent zelf niet meer nodig is blijft de symboliek van kracht.
In en om de tent heen waren bijzondere objecten te vinden. Op een van deze objecten zoomen we verder in: de gouden kandelaar. De zevenarmige kandelaar, ook wel Menorah genoemd, laat ons iets zien over de wereldwijde familie van God.
De kandelaar stond opgesteld in het ‘heilige’ deel van de tent (in de visualisatie ‘the holy place’). De priesters moesten ervoor zorgen dat de lampen die op de zeven standaards werden geplaatst van kwaliteitsolie werden voorzien en altijd bleven branden. De Menorah zorgde voor licht in de tent. Dat was praktisch gezien handig, maar had ook een diepere betekenis. Licht duidt in de Bijbel op Gods volkomen zuivere karakter. Licht laat dingen zien zoals ze werkelijk zijn. Hier heb je een paar voorbeelden:
“En dit is de boodschap die wij van Hem gehoord hebben en aan u verkondigen, dat God licht is en dat in Hem in het geheel geen duisternis is” (I Johannes 1 : 5).
Met andere woorden, Hij is volledig betrouwbaar.
“Uw Woord is een lamp voor mijn voet en een licht op mijn pad” (Psalm 119 : 105).
Dit licht gaat niet over het besluit welke studie je moet gaan doen of wijsheid over een grote aankoop. Hier gaat het om goddelijke coaching hoe te handelen in lijn met Gods morele karakter, in allerlei concrete situaties van het leven.
“Jezus dan sprak opnieuw tot hen en zei: Ik ben het licht der wereld: wie Mij volgt, zal beslist niet in de duisternis wandelen, maar zal het licht van het leven hebben” (Johannes 8 : 12).
Wie in Gods aanwezigheid komt, komt ook in het licht. Wie bij God hoort blijft niet langer ronddolen in de verduistering van een doelloos leven, los van de Schepper, maar wordt vernieuwd in zijn denken. Paulus zegt daar het volgende over:
“Dit zeg ik dan en getuig ervan in de Heere, dat u niet meer wandelt zoals de andere heidenen wandelen, in de zinloosheid van hun denken, verduisterd in het verstand, vervreemd van het leven dat uit God is…” (Efeze 4 : 17-18)
“(...) dat u vernieuwd wordt in de geest van uw denken...” (Efeze 4 : 23).
“Want u was voorheen duisternis, maar nu bent u licht in de Heere; wandel als kinderen van het licht – want de vrucht van de Geest bestaat in alle goedheid en rechtvaardigheid en waarheid – en beproef wat de Heere welbehaaglijk is. En neem niet deel aan de onvruchtbare werken van de duisternis, maar ontmasker ze veeleer” (Efeze 4 : 9-11)
Het licht van de Menorah wijst op de vernieuwende aanwezigheid van God in het leven van mensen. Hij verandert ons denken en doen zodat het in lijn komt met Zijn volmaakte karakter.
De kandelaar, de Geest en Gods gemeente
De symboliek van de kandelaar en het licht wordt verder uitgelegd in het boek Openbaring. De apostel Johannes krijgt een kijkje achter de schermen van de wereldgeschiedenis. Het is een indrukwekkend en moeilijk boek. In elk geval is duidelijk dat de symboliek uit het heiligdom een prominente rol speelt. Er wordt gesproken over de tempel, reukwerk en over de ark van het verbond (Openbaring 11 : 19). En direct aan het begin ziet Johannes de kandelaar. Niet ééntje, maar zelfs zeven.
“En ik keerde mij om, om de stem te zien die met mij had gesproken. En toen ik mij had omgekeerd, zag ik zeven gouden kandelaren” (Openbaring 1 : 12).
Hij krijgt uitleg over de betekenis van deze kandelaren:
“(...) en de zeven kandelaren die u hebt gezien, zijn de zeven gemeenten” (Openbaring 1 : 20).
Het is geen toeval dat het er zeven zijn. Zoals je wellicht weet wijst het getal zeven in de Bijbel altijd op een volheid. Denk bijvoorbeeld aan de zeven scheppingsdagen. Het boek Openbaring zit vol met zevens. Alsof God wil zeggen dat hiermee alles tot zijn vervulling komt. De zeven kandelaren representeren Gods volledige gemeente. Het is de wereldwijde gemeenschap, van alle tijden en plaatsen. Alle mensen die ooit bij de belofte en bij het grote verbond van liefde zijn aangesloten. Te midden van de kandelaren ziet Johannes Jezus staan, de CEO van de universele kerk.
De Geest van God speelt een centrale rol in de opbouw van deze gemeenschap. De Vader, de Zoon en de Geest werken altijd nauw samen met elkaar. Ze hebben een volmaakte, onafscheidelijke, eeuwige band.
Wat is de betekenis van al deze dingen? De Menorah is de gemeente van God, en het licht dat op de zeven armen van de kandelaar schijnt is het werk van de heilige Geest. Het zijn niet de armen van de kandelaar zelf die het licht geven, maar ze dragen het licht. Net zoals Israel lichtdrager was voor omringende volken. De Menorah duidt daarom op het licht van Gods Heilige Geest, dat met Gods gemeenschap verbonden is. In de tijd van [Gods verbond in steen op het kruispunt van grootmachten] was het de bedoeling dat de natie Israël zo’n licht zou zijn voor de omliggende volken. In hun doen en laten, vernieuwd door de werking van Gods Geest, konden ze aan de andere volken laten zien wie de echte Schepper van hemel en aarde is. Dat kwam helaas niet echt van de grond [zie: 490 jaar].
De Messias neemt het stokje van Zijn eigen volk over [Jezus en het goede nieuws voor alle volken]. Hij zegt nu: Ik ben het licht van de wereld (Johannes 12). In het verlengde daarvan krijgen Zijn leerlingen ook de opdracht om een licht voor de wereld te zijn. “En ook steekt men geen lamp aan en zet die onder de korenmaat, maar op de standaard, en hij schijnt voor allen die in het huis zijn. Laat zo uw licht schijnen voor de mensen, dat zij uw goede werken zien en uw Vader, Die in de hemelen is, verheerlijken” (Mattheüs 5 : 15-16). Hoor je in deze woorden de echo van Gods oorspronkelijke bedoeling met het nationale volk Israël (Deuteronomium 4 : 5-8)? De menorah laat zien dat Gods wereldwijde gemeenschap een lichtdrager is, niet uit eigen kracht, maar door 'de olie' van de heilige Geest.
De Menorah staat zo symbool voor alle mensen, uit alle stammen, talen en naties, die het licht van Gods Geest in hun leven dragen en doorgeven. Deze nauwe band tussen het werk van de Geest en de gemeente van God helpt om antwoord te vinden op de grote vraag die hier centraal staat: wie hoort er bij Gods familie?
Paulus helpt ons verder op weg:
“Immers, zovelen als er door de Geest van God geleid worden, die zijn kinderen van God. Want u hebt niet de Geest van slavernij ontvangen, die opnieuw tot angst leidt, maar u hebt de Geest van aanneming tot kinderen ontvangen, door Wie wij roepen, Abba, Vader! De Geest Zelf getuigt met onze geest dat wij kinderen van God zijn” (Romeinen 8 : 14).
As je door de Geest van God geleid wordt, ben je een kind van God. Het betekent dat je bij de familie hoort! Zo simpel is het eigenlijk.
In Jezus’ gesprek met de theoloog Nicodemus legt Hij het Zelf ook zo uit:
“Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Als iemand niet geboren wordt uit water en Geest, kan hij het Koninkrijk van God niet binnengaan” (Johannes 3 : 5).
Door de geboorte uit water en de Geest kom je in het gezin van God. Dat water staat voor de doop, oftewel het afleggen van je zondige leven. Zo krijgt de Geest de ruimte om je denken en doen te vernieuwen, zodat je als kind steeds meer op de Vader gaat lijken.
Je laten leiden door de Geest kan wel vaag klinken. In [de wereldwijde oecumene – zonder Jezus] vind je een document van de World Council of Churches. Ze belijden daarin dat ze de stem van God willen gehoorzamen. Dat klinkt toch prachtig? Maar wat ze er in werkelijkheid mee bedoelen is toch echt iets heel anders. Toen een Koreaanse spreekster tijdens de internationale bijeenkomst in Australië allerlei geesten begon op te roepen werd duidelijk wat ‘Gods stem verstaan’ volgens de WCC inhoudt. De goddelijke stem is te horen in elke traditie die er maar te vinden is en ook in jezelf. Zo’n pantheïstische religie staat in schril contrast met de Bijbel. Wat is een Bijbelse kijk op de Geest?
In het eerder genoemde gesprek met Nicodemus geeft Jezus aan dat wij de wegen van de Heilige Geest niet kunnen narekenen: “De wind waait waarheen hij wil en u hoort zijn geluid, maar u weet niet waar hij vandaan komt en waar hij heen gaat; zo is het met iedereen die uit de Geest geboren is” (Johannes 3 : 8). Bescheidenheid is op zijn plaats. Misschien werkt Gods Geest in een stam, taal of natie op een manier die je zelf niet had verwacht. Maar het effect van de Geest is, net als de wind, wel merkbaar en herkenbaar.
Opnieuw geboren worden
Nikodemus snapt er nog niks van. Wat doet de Geest dan om mensen opnieuw geboren te laten worden? Jezus gaat hierop in. Hij legt uit wie Hij werkelijk is en spreekt waarschijnlijk het bekendste vers van de hele Bijbel: “(...) want zo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat ieder die in Hem gelooft, niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft” (Johannes 3 : 16). Dat is de tijdlijn in een notendop. Maar er is een probleem. De Schepper van hemel en aarde kwam in hoogst eigen persoon onder de mensen. Maar...Hij werd door de meesten niet eens herkend. Ontstellend als je erover nadenkt. Daarom verbaast Jezus zich erover dat zelfs Nikodemus, een ‘leraar van Israël’, niet herkent dat Jahweh voor zijn eigen neus staat. Mensen zien gewoon niet wie Hij werkelijk is.
Wat is de oorzaak dat Nikodemus en zoveel anderen het niet zagen? Het heeft in elk geval niks met IQ te maken. Deze theoloog was hoogopgeleid. De oorzaak ligt ergens anders. Dit gebrek aan inzicht komt door de neiging om liever in de duisternis te blijven, zodat het eigen zondige doen en laten verborgen blijft. Jezus vervolgt Zijn uitleg:
“En dit is het oordeel, dat het licht in de wereld gekomen is, en de mensen hebben de duisternis liefgehad, meer dan het licht, want hun werken waren slecht. Want ieder die kwaad doet, haat het licht en komt niet tot het licht, opdat zijn werken niet ontmaskerd worden. Maar wie de waarheid doet, komt tot het licht, opdat van zijn werken openbaar wordt dat zij in God gedaan zijn” (Johannes 3 : 19-21).
Wat doet de Geest om mensen opnieuw geboren te laten worden? Hij brengt ze in het licht. Hij opent ons de ogen voor wie Jezus is – de eeuwige God onder de mensen – en wie wij zelf zijn. Aan onze kant ligt verantwoordelijkheid om dat toe te laten. Daarom spreekt Jezus over een geboorte uit zowel ‘water als Geest’. Dat water is zoals gezegd symbool voor het opgeven van je zondige en zelfgestuurde leven. Want, zei Jezus, “Als iemand niet opnieuw geboren wordt, kan hij het Koninkrijk van God niet zien” (Johannes 3 : 3). Als je je hoofd buigt kan de Geest in je aan het werk gaan. Hij brengt je in het licht en opent je de ogen, waardoor alles er anders uit komt te zien. Je betreedt een heel nieuwe wereld, Góds wereld. Je wordt opnieuw geboren. De Nederlandse theoloog Miskotte zei het mooi: gaan geloven is het aanvaarden van je heiliging. Accepteren dat Gód met je onderweg gaat. Je komt in de familie van God wanneer je het licht van Zijn Geest toelaat in je leven. De gemeente en het werk van de Geest zijn onafscheidelijk, zoals de Menorah en het licht bij elkaar horen.
Hier herken je het werk van de Heilige Geest aan
Geen controle, wel herkenning
Op welke manier Gods Geest precies door mensen heen werkt kunnen wij niet narekenen. In de prachtige voorbeelden van de Santal mensen uit India en de Karen en Kachin uit Birma werd duidelijk dat de Geest de grond al generaties lang had omgeploegd. Blijkbaar zijn er Santal- en Karen- en Kachin-mensen geweest die zich door de Geest hebben laten leiden. Anders is het ondenkbaar dat ze positief tegenover de boodschap van het evangelie stonden. Laten we daarom voorzichtig zijn om zomaar een eindoordeel over mensen te vormen, als ze niet in alle opzichten aan onze westerse kerkelijke kennis en gewoonten voldoen. De Geest werkt in het leven van mensen als de wind. Je weet niet waar vandaan die komt en waar die heen gaat, maar je kunt de effecten van Zijn aanwezigheid herkennen. Het kan zomaar zijn dat je op onverwachte plaatsen, in stammen en talen die ver van de georganiseerde kerk af staan, of tijdens een praatje bij de koffieautomaat op je werk, mensen tegenkomt die er meer van begrepen hebben, dan de meeste kerkleden. Als zij zich door de Geest laten leiden, en in feite leven op basis van de oerbelofte van Gods uitredding, wie zijn wij dan om te zeggen dat ze geen deel kunnen zijn van Gods familie?
Geen vaag verhaal
Wordt het zo een vaag oecumenisch verhaal, waarin alle religies en levensstijlen gelijkt gesteld worden? Nee. Wordt de noodzaak van Jezus’ offer hierdoor gerelativeerd? Ook niet. Het grote probleem is dat de mengelmoes van de oecumene lijkt op wat God doet, maar iets heel anders is. Dat is steeds het punt. De tegenstander kopieert dingen, om er vervolgens iets heel anders van te maken. Dat heet misleiding. Als je echter wat beter kijkt zie je dat in [de wereldwijde oecumene] Jezus bewust aan de zijlijn wordt gezet. Dat kan natuurlijk nooit het werk van de Heilige Geest zijn. Jezus’ offer en opstanding vormen het enige en afdoende fundament onder de toekomst van Gods eeuwige familie. Het zou absurd zijn om iets ander te stellen.
Maar vergeet niet dat Jezus’ offer ook van kracht is voor alle mensen die hebben geleefd vóór Zijn geboorte. Het is ook de basis voor alle mensen die hebben geleefd in de eeuwen dat er nog geen letter van de Bijbel geschreven was. Zij kenden het evangelie van Jezus nog niet. Zij hadden geen uitgewerkte geloofsbelijdenissen en gingen niet wekelijks naar een kerkgebouw. Zij hadden alleen het vertrouwen in de belofte, de hoop dat God redding zou geven. Betekent het dat ze dus buiten Gods familie vallen? Nee. Iedereen die zich in de loop van de wereldgeschiedenis heeft laten leiden door Gods Heilige Geest is een kind van God. En deel van de familie. Iedereen die zijn eigenzinnige Babel bouwt, op micro- of macroschaal, sluit zichzelf buiten van [de eeuwige toekomst], maar wie hoopt op Gods belofte zal nooit worden teleurgesteld.
De profeet Habakuk zet het kort en krachtig tegenover elkaar:
“Zie, zijn ziel is hoogmoedig, niet oprecht in hem, maar de rechtvaardige zal door zijn geloof leven” (Habakuk 2 : 4)
Op [de grote dag] zal Christus al Zijn mensen verzamelen. Mensen uit de hele wereldgeschiedenis, vanuit uit alle windstreken, talen, stammen en generaties. De goede Herder weet Zelf wie er bij Zijn kudde hoort: “Ik ben de goede Herder en Ik ken de Mijnen en word door de Mijnen gekend” (Johannes 10 : 14). De grote oogst wordt binnen gehaald. De bruid ontmoet de bruidegom. Kijk jij ook uit naar dat grote feest?
Er is iets bijzonders aan de hand met de kandelaar, wat we tot nu toe niet besproken hebben. In de tabernakel (en tempel) mocht het licht van de lampen nooit gedoofd worden.
“De HEERE sprak tot Mozes: Gebied de Israëlieten dat zij zuivere olie, uit gestoten olijven, naar u toe brengen voor het licht, om voortdurend een lamp te laten branden. Aäron moet die voor het aangezicht van de HEERE voortdurend verzorgen, van de avond tot de volgende morgen, aan de buitenkant van het voorhangels van de getuigenis in de tent van ontmoeting. Het is een eeuwige verordening, al uw generaties door. Op de kandelaar van zuiver goud moet hij de lampen voor het aangezicht van de HEERE voortdurend verzorgen” (Leviticus 24 : 1-4).
Het licht mocht niet uitgaan. Het bleef altijd branden. Het betekent dat Gods Geest door heel de geschiedenis heen aanwezig blijft, zelfs in de donkerste tijden en op plaatsen waar je het niet zou verwachten. Nooit is Hij helemaal afwezig. Door de Menorah-symboliek maakt God duidelijk aan Zijn volk dat het licht van Zijn Geest altijd zal blijven schijnen, in alle generaties door, tot aan de voleinding. Dat is bemoedigend.
De profeet Elia had een eenzame baan. Hij vertegenwoordigde Jahweh te midden van een overstelpende meerderheid aan Israëlieten die zich in de populaire en immorele Baälreligie lieten meeslepen. De moed zakt hem op een gegeven moment in de schoenen:
“Hij zei, ik heb mij zeer voor de HEERE, de God van de legermachten, ingezet. De Israëlieten hebben immers Uw verbond verlaten, Uw altaren omvergehaald en Uw profeten met het zwaard gedood. Ik alleen ben overgebleven, en zij staan mij naar het leven om het mij te benemen” (I Koningen 19).
Maar Jahweh zoekt Elia op in zijn eenzaamheid. Hij krijgt meteen weer een opdracht. Kop op, Elia! Laat je niet kisten, er is nog werk te doen. Maar hij krijgt er ook een bemoedigende boodschap bij. Hoewel Elia ze persoonlijk niet kent, zijn er blijkbaar toch nog zevenduizend andere Israëlieten die door alles heen trouw zijn gebleven aan het verbond.
“Maar Ik zal er in Israël zevenduizend overlaten, allen die de knieën niet gebogen hebben voor de Baäl, en allen van wie de mond hem niet gekust heeft” (I Koningen 19)
Zelfs in de donkerste tijden blijft het licht van Gods aanwezigheid branden. Die belofte staat. Daarom is deze tegel in de tijdlijn gekoppeld aan het jaartal 538 AD. Onder [1260 jaar] lees je wat er rond die tijd aan de hand was. In wat nu ‘de donkere middeleeuwen’ wordt genoemd bleef het licht van Gods Geest schijnen. Soms op afgelegen plekken, zoals bij de Waldenzen. Soms bij individuen die de liefde en moed hadden om zich uit te spreken voor God en tegen de gevestigde machthebbers. Ook in de komende jaren zal de lamp blijven branden, zelfs als het donker wordt. Juist dan. Hoe het wereldtoneel zich ook ontwikkelt en wat er in je eigen leven ook langs mag komen, je hoeft nooit in het duister te tasten als je in Gods aanwezigheid blijft. Gods lamp zal blijven schijnen totdat [de grote dag] aanbreekt.
“En wij hebben het profetisch woord, dat vast en zeker is, en u doet er goed aan daarop acht te slaan als op een lamp die schijnt in een duistere plaats, totdat de dag aanbreekt en de morgenster opgaat in uw hart” (II Petrus 1 : 19).
Als de Heilige Geest al actief is onder de volken, en mensen op het spoor van Gods grote project zet, is het dan nog belangrijk om het evangelie te delen? Zeker. Want de kennis van de waarheid is onvolledig. Je helpt mensen om de waarheid te zien, het verhaal compleet te maken en hierop te reageren. Jezus gaf Zijn leerlingen daarom de grote opdracht mee:
“En Jezus kwam naar hen toe, sprak met hen en zei: Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde. Ga dan heen, onderwijs al de volken, hen dopend in de Naam van de Vader en van de Zoon en van de heilige Geest, hun lerend alles wat Ik u geboden heb, in acht te nemen. En zie, Ik ben met u al de dagen, tot de voleinding van de wereld. Amen” (Mattheüs 28 : 18-20).
Het is geen opdracht om een compleet nieuw verhaal de wereld in te sturen. Want vanaf het begin is de Schepper bij alle volken betrokken geweest. In de tijdlijn zie je deze wereldwijde blik op beslissende momenten terug. Dat Jezus hier opnieuw alle volken bij het evangelie betrekt is een logisch vervolg.
Het goede nieuws is voor de volken geen inbreuk op zogenaamd oudere tradities, maar dit is het vervolg op de oude belofte van redding. De belofte waar overal nog sporen van terug te vinden zijn, in elk volk en in het hart van elk mens. We zagen dat in honderden volken de herinnering aan de ene ware God nog terug te vinden is. Zelfs verhalen over de events van Eden, de watervloed en Babel zijn overal te vinden. Het is op veel plekken overwoekerd door een wildgroei van surrogaatgodsdiensten. Het kan daarom best zijn dat mensen je vreemd aankijken als je het evangelie deelt. Toch is het verhaal van Gods belofte herkenbaar voor iedereen die daarvoor open staat. Het is een thuiskomst. Delen van het evangelie is daarom een voluit menselijke, liefdevolle gave.
Mensen kunnen mensen niet overtuigen. Alleen God kan mensen overtuigen. Dat geldt ook voor jezelf. De opdracht om het evangelie te delen is gebaseerd op de wetenschap dat de Geest in alle volken actief is. Praat daarom niet alleen met mensen over God, maar vooral ook met God over mensen. Je mag proberen aan te sluiten bij wat Hij al doet. Zoek dus naar aanknopingspunten in ideeën, gebruiken en woorden. Kijk wat je kunt versterken. Wees eerlijk waar de waarheid onherkenbaar is geworden. Evangelisatie is namelijk geen eenrichtingsverkeer. Je medemens is geen vreemde, maar zelf ook lid van het menselijk geslacht, net zoals je dat zelf bent. De eerste christenen sloten zich niet op, maar gingen in gesprek, in de synagoge, op de Aereopagus en tijdens ontmoetingen op de markt. Niet om mensen naar de mond te praten of de betweter uit te hangen. Wel om bruggen te slaan. Want zij hadden ontdekt dat het evangelie van Jezus niet maar een verhaal is, maar dat dit het verhaal van onze wereldgeschiedenis is. Met recht een boodschap voor iedereen.
Maar met je vader, collega of studiegenoot praten over de waarheid is best spannend. Hoe komt het over? Kom je uit je woorden? Weet je zelf wel wat je denkt? Het culturele klimaat, waarin van iedereen geëist wordt om alles wat er te koop is te respecteren (alsof dat kan), maakt het er niet makkelijker op. Maar er is nog een andere reden waarom een gesprekje over het evangelie spannend is. Het is een brandpunt van een veel groter verhaal.
In Efeze 6 spreekt Paulus over de wapenrusting die nodig is om in de epische geestelijke strijd staande te blijven. Meer informatie hierover vind je onder [een geestelijke strijd achter de schermen]. Hij verbindt de wapenrusting met de vrijmoedigheid om met andere mensen over het evangelie te praten. In het lef om de waarheid te delen, of juist de schaamte om erover te zwijgen, resoneert een duizenden jaren oud geestelijk conflict. In die kleinste dingen komt het grootste verhaal terug. Leg je dat boek over vergeving toch even in de la als je niet-christelijke vriend over de vloer komt, of durf je het gewoon op tafel te laten liggen? Durf je het deuntje van een christelijke liedje te fluiten op je werk of blijf je toch maar stil? Een paar tips kunnen helpen om vaker over de drempel te stappen.
1. Groei zelf in de waarheid
Het is moeilijk om een verhaal te vertellen als je zelf niet eens weet waar het over gaat. Neem daarom tijd om er zelf vertrouwd mee te raken, door studie, reflectie en door er zelf naar te leven. Dan ontdek je pas de waarde en diepgang ervan en heb je ook wat te vertellen.
2. Geef maar toe dat je er geen held in bent
Vlak voordat Jezus Zijn grote opdracht geeft, geeft Mattheüs een wonderlijke vermelding over Jezus’ leerlingen: “En toen zij Hem zagen, aanbaden zij Hem, maar sommigen twijfelden” (Mattheüs 28 : 17). Bijzonder hè, die onversneden eerlijkheid die de Bijbel aan de dag legt? Dacht Mattheüs misschien aan zichzelf? Laat hij hier zijn eigen kwetsbaarheid zien? Je zou denken dat je dat soort vermeldingen beter achterwege kunt laten, als je een overtuigend verhaal wil vertellen. Toch is dat juist niet zo. Door je twijfel en schaamte onder ogen te zien, ontstaat juist ruimte. Ook Paulus zegt dat in onze zwakte Gods kracht merkbaar wordt. Blijf dus dicht bij jezelf in wat je vertelt en doet.
3. Vertrouw op God, die erbij zal zijn
Het is geen toeval dat direct na de grote opdracht een belofte volgt: “Ik ben met u alle dagen, tot aan de voleinding van de wereld.” Mozes kreeg destijds een draak van een opdracht, toen hij het volk Israël uit Egypte moest leiden (Exodus 3-4). Juist aan die grote opdracht verbond God Zijn eigennaam Jahweh: Ik ben er bij. Jezus herhaalt dat hier. Hij geeft opdracht voor de echte ‘exodus’. Hier gaat het om het goede nieuws van de bevrijding van zonde, slavernij en de kwade machten. Opnieuw verbindt Hij zichzelf hiermee. Ik zal alle dagen bij je zijn. Je hoeft dus niet alles zelf te doen en vooraf te regelen. Vertrouw erop dat áls je hier stappen in neemt, je kunt rekenen op de hulp van Jezus Zelf.
4. Je hoeft niet de hele wereld op je schouders te nemen
Jezus gaf de opdracht om het evangelie te delen met alle volken, maar dat hoef je niet in je eentje te doen. Ren dus niet op de troepen vooruit. Leer om aan te sluiten bij wat God doet. Het slaagt alleen als de Geest van God erbij betrokken is. Je mag het ‘juk’ van Jezus opnemen (Mattheüs 11), wat betekent dat je in Zijn ritme mag leren lopen. Ga dus niet met iedereen in gesprek, stop niet overal je energie in, maar probeer te ontdekken wie en wat God op jouw pad brengt. Vergeet de grote visies en plannen, maar houd het juist klein. Stel één belangstellende vraag over het leven of leg een prikkelende opmerking neer. In deze geestelijke strijd hebben grote woorden geen waarde, maar een klein zaadje dat geplant wordt kan gaan groeien.
5. Neem risico’s met je imago
Het evangelie zal altijd min of meer een dwaasheid blijven in de ogen van de wereld (I Korinthe 1-4). Wanneer je je laat leiden door de behoefte aan goedkeuring van andere mensen komt er dus nooit wat van. Evangeliseren vereist een stukje zelfverloochening. Ook in praktische zin. Wie altijd druk bezig is met zijn eigen levensprogramma heeft nooit tien minuten onverdeelde tijd voor andere mensen. Durf genoeg ruimte in te bouwen en risico’s te nemen. Dit zal nooit makkelijker worden. Begin daarom niet morgen, maar vandaag.
6. Draai niet om de hete brij heen
Je mag erop vertrouwen dat het evangelie in werkelijkheid het verhaal van ons allemaal is. Je kunt allerlei aanknopingspunten vinden. Maar niet alles wat er op de markt te vinden is, is even waar en goed. Niet elke levensstijl is OK. Er zijn keuzes te maken en er zijn consequenties. God laat geen loopje met Zich nemen. We hebben de Bijbel en de Geest nodig als waterpas om tradities, gebruiken en ideeën aan af te meten. Doe dat dan ook, ook als het niet lekker in het gehoor ligt. Clear is kind. Zorg daarbij dat je een Bijbelse kijk op Gods eindoordeel ontwikkelt [zie: een nieuw begin].
7. Laat het resultaat over aan God
Jezus gebruikt het voorbeeld van een zaaier die zaad rondstrooit (Markus 4). Niet alles komt op. Sterker nog, het merendeel verwaait met de wind, wordt weggepikt of overwoekerd. Maar wat in goede grond valt groeit fantastisch! Verwacht dus niet overal resultaat van. En als je gelegenheden hebt om wat te zaaien, laat de groei dan over aan de Schepper. Paulus zegt: “Ik heb geplant, Apollos heeft begoten, maar God heeft laten groeien” (I Korinthe 3 : 6). Meet jezelf geen levenskracht aan. Het leven komt van God.
Over de vraag hoe God mensen beoordeelt die weinig van het evangelie (konden) weten, kunnen we kort zijn. Hij zal uiteindelijk een rechtvaardig besluit nemen over elk mens en daarbij rekening houden met het licht dat iedereen tijdens zijn leven heeft gehad. Zie bijv. Handelingen 17, over hoe God omgaat met ‘de tijd van onwetendheid’. Het is Zijn zaak. God geeft Zelf aan dat Hij niet wil dat er iemand verloren gaat (II Petrus 3 : 9). We mogen er daarom op vertrouwen dat dit niet zomaar zal gebeuren, tenzij het echt niet anders kan. Aangezien dit niet onze zaak is, hoeven we ons hier ook niet eindeloos het hoofd over te breken. In plaats daarvan mogen wij ons erop toeleggen om in ons denken, leven en spreken een licht te zijn voor alle mensen, in de hoop dat Gods familie blijft groeien tot aan [de grote dag].