De prijs om het verbond van liefde tot stand te brengen was hoog. Dat wist God al aan het begin. Want het zou alleen slagen als Hij Zelf garant zou staan. Toch heeft Hij ervoor gekozen om onze wereld te starten, zodat Hij ons kon laten delen in ‘Zijn heerlijkheid’. Wat een bijzonder besluit! De Bijbel spreekt over een raadsbesluit, dat God al voor de grondlegging van de wereldgeschiedenis genomen had:
“Gezegend zij de God en Vader van onze Heere Jezus Christus, Die ons gezegend heeft met alle geestelijke zegen in de hemelse gewesten in Christus, omdat Hij ons vóór de grondlegging van de wereld in Hem uitverkoren heeft, opdat wij heilig en smetteloos voor Hem zouden zijn in de liefde” (Efeze 1 : 3-4).
God had al voor de start van onze geschiedenis het plan om iedereen bij elkaar te verzamelen, rondom Zijn Zoon. Hij voorzag wat er ging gebeuren. Hij wilde niet alleen de mensheid scheppen om ze te kunnen laten delen in Zijn liefde, maar was zelfs bereid om daar Zelf de kosten voor te betalen. Daarom zegt de Messias dat Hij niet gekomen is om gediend te worden, maar om zelf te dienen (Markus 10 : 45). Zo gaat dat in het hemels Koninkrijk. Wat een onpeilbare, goddelijke liefde! Hier wijst Paulus nog een keer op dat voornemen (in een van de langste zinnen uit de Bijbel, alsof hij alles in één adem wilde zeggen 😉):
“In Hem [Jezus] hebben wij de verlossing, door Zijn bloed, namelijk de vergeving van de overtredingen, overeenkomstig de rijkdom van Zijn genade, die Hij ons overvloedig geschonken heeft, in alle wijsheid en bedachtzaamheid, toen Hij ons, overeenkomstig Zijn welbehagen, dat Hij in Zichzelf voorgenomen had, het geheimenis van Zijn wil bekendmaakte, om in de bedeling van de volheid van de tijden alles weer in Christus bijeen te brengen, zowel wat in de hemel als wat op de aarde is” (Efeze 1 : 7-10).
Dit goddelijke plan werd uitgevoerd in het leven en sterven van Jezus van Nazareth. Hij is de eeuwige Zoon van God, in de vorm van een kwetsbaar mens, die de kosten van ons menselijk falen voor eigen rekening neemt.
“Daarom zegt Hij bij Zijn komst in de wereld: Slachtoffer en graanoffer hebt U niet gewild, maar U hebt voor Mij een lichaam gereed gemaakt. Brandoffers en offers voor de zonde hebben U niet behaagd. Toen zei Ik: Zie, Ik kom – in de boekrol is over Mij geschreven – om Uw wil te doen, o God” (Hebreeën 10 : 5-7).
Waarom volstonden slachtoffers en graanoffers niet? Omdat het niets meer was dan een voorafschaduwing van de echte verzoening. Menselijke middelen konden het echte probleem niet oplossen. De relatie tussen God en de mensen kon alleen rechtgezet en hersteld worden als God Zelf de consequenties van menselijke zonde op zich zou nemen. Alleen dan kon het verbond doorgang vinden.
Hierin ligt de diepe betekenis van Jezus’ dood. Toen Hij stierf sprak Jezus de onpeilbare woorden: “Het is volbracht” (Johannes 19 : 30). Het voornemen, het raadsbesluit van God, werd volbracht. Hij nam de kosten voor het verbond van liefde op zich. Zo vormt de dood en de opstanding van de Messias het kantelpunt van onze hele geschiedenis, op weg naar de eeuwige toekomst. Meer weten? Kijk bij [Jezus en het goede nieuws voor alle volken].
Op het moment dat God de schepping aan een vloek onderwierp (Genesis 3 : 14-19 / Romeinen 8 : 20), waar wij nog dagelijks de gevolgen van ondervinden, had Hij zich dus al voorgenomen om hier Zelf de gevolgen van te dragen. Hij symboliseert dit door het eerste dierenoffer. Hij gebruikt een dierenhuid om de mensen te bekleden en hun schaamte te bedekken (Genesis 3 : 21). Elk offer dat daarna nog zou volgen, zou God herinneren aan Zijn eigen voornemen. Daarom zijn de offers aangenaam voor Hem. Niet om Hem gunstig te stellen, zoals dat bij de heidenvolken in zwang kwam. Maar omdat dit telkens weer een teken van Zijn heilsplan was. Al in de eerste belofte die Hij de mensheid meegeeft (Genesis 3 : 15) hoor je de echo van Zijn besluit. Hij zal het gaan doen. En iedereen, in welk volk of in welke generatie ook, die op deze belofte heeft vertrouwd, die geloofd heeft in Gods opofferende liefde, is in Zijn universele gemeenschap ingelijfd [Gods familie blijft groeien].
De apostel Paulus vindt haast de woorden niet om Gods bijzondere raadsbesluit te omschrijven:
“O, diepte van rijkdom, zowel van wijsheid als van kennis van God, hoe ondoorgrondelijk zijn Zijn oordelen en onnaspeurlijk Zijn wegen! Want wie heeft de gedachten van de Heere gekend? Of wie is Zijn raadsman geweest?” (Romeinen 11 : 33-34).
De profeet Jesaja zei het 800 jaar eerder op deze manier:
“Want Mijn gedachten zijn niet uw gedachten, en uw wegen zijn niet Mijn wegen, spreekt de HEERE. Want zoals de hemel hoger is dan de aarde, zo zijn Mijn wegen hoger dan uw wegen en Mijn gedachten dan uw gedachten” (Jesaja 55 : 8-9).
Je kunt mijmeren en filosoferen over Gods onpeilbare gedachten, maar uiteindelijk word je er stil van. Dit is voor altijd. Het is inderdaad ‘een eeuwig evangelie’ (Openbaring 14 : 6).
De uitvoering van Gods mega project is duizelingwekkend complex. Stel je eens voor dat er een God bestaat die super slim, machtig en alomtegenwoordig is. Zou zo’n supermacht niet heel veel voor elkaar moeten kunnen krijgen? Hij kan bijzondere dingen maken, zaken naar Zijn hand zetten en Zijn macht ten toon spreiden in enorme projecten. Maar, stel dat Hij de doelstelling heeft om een gemeenschap van mensen te vormen die met heel hun hart, ziel en verstand van Hem en van elkaar houden? Wat zou je Hem in zo’n geval adviseren?
Misschien heb je wel wat antwoorden op de plank liggen. Veel mensen hebben namelijk een antwoord klaar op de vraag wat God allemaal zou moeten doen. Hij zou er bijvoorbeeld mee kunnen beginnen om onze problemen op te lossen. Ook zou Hij ervoor moeten zorgen dat er geen ellende meer in de wereld is. Als dat allemaal geregeld is, dan zouden wij vast wel in Hem kunnen geloven. Dan zouden we misschien zelfs wel van Hem gaan houden. Maar denk eens eerlijk door op dit scenario. Hoelang zou het contact standhouden? Mensen in nood weten de weg naar God wel te vinden, maar als de wind weer in de zeilen komt, dan doen we het toch allemaal weer op onze eigen manier. We halen God erbij omdat we Hem nodig hebben, niet omdat we van Hem houden.
Binnen het Nederlandse theologenlandschap is er een man die veel aandacht heeft geschonken aan de verhouding van Gods liefde en almacht: Kornelis Miskotte. Miskotte was een theoloog die dicht bij God en dicht bij de mensen van zijn tijd leefde. In de onstuimige periode van de Tweede Wereldoorlog kwam de vraag naar Gods macht en liefde opnieuw met kracht naar voren. Kan de Almachtige er soms niets aan doen? Of geeft Hij niet om ons? De kern van dat dilemma ligt volgens Miskotte in een groot misverstand. We zijn van nature geneigd om Gods almacht voorop te zetten in ons denken en om de liefde als tweede eigenschap te zien. Almacht spreekt namelijk onze elementaire lotservaring aan. Toch is het in Gods project precies andersom. Hij bereikt Zijn doel niet door groots machtsvertoon. God zet Zijn macht in om het verbond van liefde gestalte te geven. Zo krijgt Gods Almacht een heel andere dynamiek.
Om mensen zover te krijgen om mee te doen in het verbond van liefde is een heleboel goddelijke kennis, ervaring, geduld en inzicht nodig. Gods macht is niet in de eerste plaats te zien in opzichtige zaken, maar in het kleine wonder. Door een glimlach, een wijzigingen van gedachten, de begrenzing van een kwade actie, in een samenloop van dingen of in één quote die je bij blijft, brengt Hij mensen op het spoor van Zijn project. Juist in zulke op het oog kleine dingen, die bijdragen aan de groei van Zijn verbond, komt Gods grootheid tot uiting. In zwakheid wordt Zijn kracht openbaar. In wat voor de wereld dwaasheid is wordt Zijn wijsheid zichtbaar. Door het lijden van Christus is de macht van de duisternis onttroond. Gods weg met ons mensen is vreemd in de ogen van wie gericht is op kracht, status, intelligentie, direct resultaat en eigenbelang. Het gaat anders, omdat Zijn doel anders is. Maar Hij zal het op Zijn geheel eigen manier waarmaken. De belofte is onze houvast. “En wij hebben het profetische woord, dat vast en zeker is, en u doet er goed aan daarop acht te slaan als op een lamp die schijnt in een duistere plaats, totdat [de Dag] aanbreekt en de morgenster opgaat in uw hart” (II Petrus 1 : 19).