De verborgen schat in de overlevering van de volken

Monotheïsme - het geloof dat er één God is (mono-theos) - is geen joods-christelijke uitvinding. In werkelijkheid is het de meest oorspronkelijke en authentieke overtuiging onder de volken en culturen van over de hele wereld. Pas toen onze over- over- overgrootouders de Schepper van hemel en aarde begonnen los te laten, ontstond ruimte voor polytheïsme. Wie de band met God los laat krijgt daar tal van alternatieven voor terug. Zoek maar uit wie je nieuwe god is! Het vacuüm werd opgevuld met goden van allerlei snit. Van voorouder verering of een druk bezet pantheon tot aan de loze beloften van sex, drugs en rock 'n roll. Maar onder deze dikke laag van veelgodendom hoor je zelfs vandaag nog, in honderden culturen wereldwijd, de echo terug van een oeroude loyaliteit aan één Schepper. Bekijk de episode en ontdek het zelf!

Geen westers verhaal

De oorsprong van monotheïsme

In het boek De eeuwigheid in hun hart beschrijft Don Richardson een populaire theorie over de ontstaansgeschiedenis van monotheïsme (het geloof dat er één echte God is). Deze theorie stamt uit de negentiende eeuw. Dat was een tijd waarin seculiere wetenschappers de Bijbelse teksten steeds meer gingen verklaren als een resultaat van knip- en plakwerk vanuit andere tradities. Vooral Babylonische tradities.

De genoemde theorie, van de Engelsman Edward B. Tylor, stelt dat religie ontstond door de ‘ontdekking’ van de ziel. Ervaringen van dromen en visioenen wekten het idee dat er iets meer moet zijn dan puur en alleen de lichamelijke aanwezigheid en behoeften in het hier en nu. Een soort ziel. De volgende stap was om zo’n ziel toe te schrijven aan andere objecten, zoals dieren, bomen, rivieren, de berg, de lucht en de zon. Dit ‘animisme’ ontwikkelde zich door tot een collectie van godenverhalen. Al die levende dingen werden nu voorgesteld als goden, die in een bepaalde hiërarchie ten opzichte van elkaar zouden leven. Tot slot erkende men, alleen in de samenlevingen waarin een monarchie ontstond, waar dus een alleenheerser aan de macht kwam, dat er een oppergod moest zijn. Die werd de alleenheerser in het pantheon. Ziedaar, de geboortekamer van het monotheïsme!

In de kijk van Tylor is monotheïsme, zoals dat door de joods-christelijke traditie wordt uitgedragen (en door de veel latere islam, die zich in bepaalde opzichten op de Bijbel baseert) een recente uitvinding van de mensheid. Zijn ideeën vormden brandstof voor de moderne tekstkritiek, waarin de Bijbel benaderd wordt alsof het een samenraapsel is van ‘oudere religieuze tradities’. Theologische wetenschappers zouden sporen van het oudere polytheïsme ontdekt hebben in de tekst van de Bijbel. Ook leverde Tylor indirect argumenten voor de communistische afschaffing van godsdienst. Want als godsdienst een recente uitvinding is, dan moet de samenleving ook zonder kunnen!

Back to the roots

Wij kijken nu terug op vijf eeuwen kolonialisme, een tijd waarin de westerse volken hun stempel hebben gedrukt op grote delen van de wereld. Als je uitgaat van Tylers theorie kan het lijken alsof de westerse machthebbers geprobeerd hebben de monotheïstische religie over de hele wereld te verspreiden. Daarmee zouden ze dan de veel oudere inheemse tradities geweld hebben aangedaan. Het is helaas waar dat gedurende de koloniale tijd veel grof geweld is gebruikt, vaak onder de banier van het (katholieke) geloof. Maar dit kwaad komt niet bij God vandaan. Het is een vrucht van zondige, egoïstische mensen. Is de Bijbel zelf wezensvreemd aan de volken? Zijn de inheemse religies inderdaad het meest oorspronkelijk en is het verhaal over de Bijbelse God import van overzee? Het zal je misschien verbazen, maar de werkelijkheid is andersom.

In vele volken leeft nog de herinnering aan het begin van de tijd in Eden. De echo van het oorspronkelijke commitment aan één God is op vele onverwachte plekken terug te vinden. De werkelijkheid is namelijk dat monotheïsme het meest oorspronkelijk is. Pas later in de tijd is dit gedegenereerd en verwaterd in polytheïsme. Want wie de Schepper loslaat krijgt er 1001 dubieuze alternatieven voor terug.

Het is precies zoals Jozua het op scherp stelt, voordat het Joodse volk in 1400 BC Kanaän intrekt: “Maar als het in uw ogen kwalijk is de HEERE te dienen, kies voor u heden wie u zult dienen: óf de goden die uw vaderen, die aan de overzijde van de rivier woonden, gediend hebben, óf de goden van de Amorieten, van wie u het land bewoont. Maar wat mij en mijn huis betreft, wij zullen de HEERE dienen!” (Jozua 24 : 15). Als Israël het commitment aan de HEERE loslaat kunnen ze kiezen uit een collectie van afgoden. Niet in hun eigen voordeel overigens. Toch is ondanks deze wildgroei aan afgoden de kennis van de waarheid ook blijven voortbestaan. Vooral in de oudste mondelinge tradities. Hier zijn allerlei prachtige voorbeelden van te geven. Ze krijgen helaas niet de aandacht die ze verdienen. Tijd om daar verandering in te brengen.

1b – Voorbeelden uit de volken

De Santal uit India

In 1867 kwam een Noorse zendeling, Lars Skrefsrud, in contact met het Santal-volk, in India. Hij leerde de lokale taal en begon de mensen te vertellen over het evangelie. Hoe lang zou het wel niet gaan duren voordat de Santal, opgegroeid zonder enige Joodse of christelijke invloeden, interesse zouden krijgen in dit goede nieuws? Tot Skrefsruds verbazing niet lang. Hij hoorde al snel een aantal Santal-filosofen enthousiast praten over de nieuwe boodschap. “Wat deze vreemdeling zegt kan alleen maar betekenen dat Thakur Jiu ons na al die tijd toch niet vergeten heeft!” (De eeuwigheid in hun hart – aangrijpend bewijs van geloof in de enige ware God in honderden culturen over de hele wereld, Don Richardson, Novapres 2002, pg. 41-47. Zie ook vervolgquotes). Skrefsrud, die de taal inmiddels goed onder de knie had, begreep direct het belang van deze opmerking. Thakur betekent ‘waar’ en Jiu is het Santal-woord voor ‘god’. De lokale bevolking sprak zelf over de enige ware God en stond er vervolgens op dat de Noor voortaan de naam Thakur Jiu zou gebruiken.  

Skrefsrud raakte verder in gesprek met een van de Santal-filosofen, genaamd Kolean. Kolean vertelde de Noor wat hij wist over Thakur Jiu. Hij heeft alle dingen geschapen en op zijn plaats gezet. Lang geleden schiep Hij de eerste man, Haram, en de eerste vrouw, Ayo en plaatste hen ver ten westen van India, in het gebied Hihiri Pipiri. Daar werden ze verleid door het wezen Lita en ze ontdekten dat ze naakt waren. Niet lang daarna ontspoorde de mensheid. Thakur Jiu beschermde een ‘heilig paar’, maar verwoeste de rest van de mensheid door een watervloed. Niet lang daarna verspreidde de toenmalige families zich: “Later vermenigvuldigden afstammelingen van het ‘heilig paar’ zich en migreerden naar de vlakte Sasan Beda (‘mosterdveld’). Daar verdeelde Tkahur Jiu hen in vele verschillende volken.”

Het is onmogelijk de parallellen te missen ten opzichte van de oergeschiedenis zoals die in de Bijbel wordt beschreven. Het evangelie dat Skrefsrud bracht werd hier niet gezien als een vreemd product, maar met gejuich onthaald. De Santal vonden hun verhaal terug over de ware God, die ze zo lang geleden vergeten en verlaten hadden. Nu ontdekten ze hoe de relatie tussen God en mensen rechtgezet was, door de komst van de Messias. De Noorse zendeling had er moeite mee om deze bijzondere ontmoetingen aan het Europese thuisfront uit te leggen. Daar wilden ze maar nauwelijks accepteren dat de kerk in India veel harder bleek te groeien dan de kerk  in het zogenaamde verlichte westen deed.  

De Karen uit Birma

Tijdens een ontmoeting tussen een Engelse diplomaat met een lid van de Karen-stam kwam een intrigerende, oude geschiedenis naar boven (Idem, pg. 76):

‘Deze stamleden denken dat u misschien een zekere “blanke broeder” bent die zij als volk al sinds mensenheugenis verwachten!’ ‘Wat merkwaardig’, antwoordde de diplomaat. ‘Vraag hen wat deze “blanke broeder” zou moeten doen als hij arriveert.’ ‘Hij moet hen een boek brengen’, zei de gids. ‘Een boek zoals een van hun voorvaderen lang geleden verloor. Ze vragen – met ingehouden adem – ‘heeft hij het niet bij zich?’ ‘Wacht eens even!’ lachte de Engelsman. ‘En wie, als ik vragen mag, is de schrijver wiens boek de macht heeft om een ongeletterd volk als dit te bekoren?’ ‘Ze zeggen dat de schrijver Y’wa is – de Allerhoogste God...’

In dit volk leefden zeer oude tradities, in de vorm van vertellingen en liederen die de geschiedenis van Y’wa beschrijven. In die traditie wordt Hij als Schepper van alle dingen beschreven. Net zoals de Santal uit India hebben de Karen herinneringen aan de oergeschiedenis (pg. 80, quotes uit The Gospel in Burma, Macleod Wylie, London: W.H.Dalton, 1859):  

“Y’wa heeft de wereld oorspronkelijk gevormd.
Hij heeft het voedsel en het drinken aangesteld.
Hij heeft de ‘vrucht der beproeving’ aangesteld.
Hij heeft gedetailleerde geboden gegeven.
Mu-kaw-lee heeft twee mensen misleid.
Hij zorgde ervoor dat zij de vruchten van de boom der beproeving aten.
Zij gehoorzaamden niet, zij geloofden Y’wa niet...
Toen zij de vrucht der beproeving aten,
Werden zij onderworpen aan ziekte, ouderdom en de dood...”

Ook bij de Karen viel het evangelie in vruchtbare grond. Het werd niet gezien als een vreemd, Europees verhaal, maar werd herkend als het vervolg op wat men sinds lang geleden zelf al wist.  

Eenmaal vertrouwd geraakt met het evangelie raakten Karen-stamleden ervan overtuigd dat zij het goede nieuws met andere bevolkingsgroepen moesten delen, waaronder de Kachin. Wat een verrassing was het voor deze mensen om te ontdekken dat de Kachin ook een eigen naam voor de Almachtige bleken te hebben – Karai Kasang. En dat zij geloven dat hun voorouders ooit Karai Kasangs heilige boek in hun bezit hebben gehad. “Net als de Karen hadden de Kachin eeuwenlang de boeddhistische afgoderij afgewezen, op grond van het feit dat Karai Kasang het niet goed zou keuren. Eveneens net als de Karen, reageerden de Kachin op het christendom als de vervulling van hun eigen geloofsovertuigingen over Karai Kasang (pg. 98). Het evangelie klonk in hun oren niet als een westers verhaal, opgedrongen door koloniale overheersers, maar als de vervulling van de meest oorspronkelijke traditie. Traditie die soms onherkenbaar weggestopt was onder een dikke laag polytheïsme en inheemse religie.

Met nog vele andere voorbeelden, uit de boeken van de Inca’s, de oude Grieken, de Gedeo’s van Ethiopie, Chinese volken, Aboriginals en vele andere samenlevingen, haalt auteur Richardson de lokale monotheïstische tradities weer onder het stof vandaan. Ongelooflijk, maar waar. Jezus’ grote zendingsopdracht (“maakt alle volken tot Mijn discipelen” – Mattheüs 28) was niet wereldvreemd. De verkondiging van het evangelie aan alle volken moet niet gezien worden als een gewelddadige onderdrukking van oude inheemse culturen en religies. Integendeel, het wijst de volken weer de weg terug naar hun eigen, ware oorsprong. Wanneer je het evangelie vertelt, sluit je naadloos aan op de oerbelofte van God, die in alle volken meegegeven is, dat Hij voor redding zou gaan zorgen. Het is geen vreemd verhaal, het is ons verhaal.

Het visioen: mensen uit elke stam, taal, volk en natie

Mensen uit elke stam

Het boek Openbaring geeft een belofte. In het grandioze toekomstvisioen ziet de apostel Johannes een enorme menigte rondom Gods troon. Het is de wereldwijde gemeenschap van mensen die God door alle tijden en plaatsen heen heeft verzameld. Wat staat er? Dat het vooral veel blanke mensen waren uit Amerika, Duitsland, Nederland, Italië en Frankrijk? Nee, het visioen dat Jezus aan Zijn vriend Johannes gaf laat duidelijk zien dat alle stammen, talen en volken vertegenwoordigd zijn.

“(...) U bent het waard om de boekrol te nemen en zijn zegels te openen, want U bent geslacht en hebt ons voor God gekocht met Uw bloed, uit elke stam, taal, volk en natie” (Openbaring 5 : 9).
“Hierna zag ik en zie, een grote menigte, die niemand tellen kon, uit alle naties, stammen, volken en talen, stond vóór de troon en vóór het Lam, bekleed met witte gewaden en palmtakken in hun hand. En zij riepen met een luide stem: De zaligheid is van onze God, Die op de troon zit, en van het Lam!” (Openbaring 7 : 9-10).

Binnen elke bevolkingsgroep zijn mensen te vinden die deel zijn geworden van Gods wereldwijde gemeenschap. Fantastisch. De tijdlijn laat dat als een rode draad zien. Vanaf het eerste begin heeft de Schepper alle mensen, talen en stammen in het vizier.

  • De oerbelofte voor het nageslacht van Adam & Eva geldt voor iedereen.
  • Bij de start van het bijzondere project met Abram worden direct alle volken genoemd.
  • Israël wordt in het web van de wereldmachten geplaatst, om daar een zout en licht te zijn voor de andere volken.
  • Jezus zegt uitdrukkelijk dat het goede nieuws bedoeld is voor alle volken .
  • Paulus legt uit dat God de Babylonische gemeenschap uit hun droom heeft gehaald en verspreid over de hele wereld, opdat zij weer op zoek zouden gaan naar de echte God (“...En Hij maakte uit één bloed heel het menselijk geslacht om op heel de aardbodem te wonen; en Hij heeft de hun van tevoren toegemeten tijden bepaald, en de grenzen van hun woongebied, opdat zij de Heere zouden zoeken, of zij Hem misschien al tastend zouden mogen vinden, hoewel Hij niet ver is van ieder van ons”, Handelingen 17 : 26-27).

Mensen uit elke stam:

Naast dit inclusieve karakter zit er ook scherpte in het visioen. De fantastisch diverse menigte van mensen komt namelijk uit alle volken, stammen, naties en talen. Deelhebben aan Gods wereldwijde gemeenschap is geen automatisme. Er zijn keuzes te maken. In onze dagen zien we initiatieven om alle religies en filosofieën bijeen te brengen in een ‘gedeelde spiritualiteit’. Binnen dat oecumenische gedachtegoed zijn alle religieuze systemen, van inheemse voorouderverering tot aan boeddhisme, van taoïsme tot aan islam, van katholiek tot protestant, van voodoo tot occultisme allemaal even prima. Het pantheïstische idee, dat God in alles is en dat Zijn stem door elke traditie heen klinkt, is een dubieuze look-a-like van Gods echte universele gemeenschap. De basisveronderstelling dat iedereen automatisch meedoet in het grote verbond van liefde, ongeacht zijn geloof en levenswijze, gaat in tegen het karakter van God en het getuigenis van de Bijbel. Hij kan niet zomaar alles accepteren en zeker geen zonde en leugens. Je kunt niet op je eigen voorwaarden aansluiten bij Zijn verbond.

Pantheïstische oecumene botst ook met de keuzevrijheid die mensen hebben. Wij kunnen tegen de ware God kiezen en dat doen mensen helaas ook op grote schaal. Zonder dat risico van de liefde zou alles zinloos zijn. Automatisme ondermijnt liefde. De scherpte in het visioen van Openbaring raakt de essentie van heel het verhaal.

Binnen het oecumenische klimaat wint het idee van ‘alverzoening’ aan populariteit. Alverzoening is de leer dat uiteindelijk iedereen er wel bij zal horen. Sommige mensen kiezen nú al voor God, dat is eigenlijk het beste. Maar uiteindelijk zal elke knie zich buigen en iedereen zal Hem belijden. Gods liefde wordt voorgesteld als de zon, die de sneeuw van elke zonde laat smelten. Iedereen zal zich uiteindelijk gewonnen geven aan de overstelpende goddelijke liefde, zelfs wie gestorven is als de grootste leugenaar of crimineel. Maar dat is niet het scenario dat de Bijbel schetst. De Bijbel houdt rekening met de schrikbarende optie dat er mensen ‘verloren’ gaan. Ja, Gods gemeenschap omvat alle volken, talen en naties, maar niet per definitie iedereen die daar lid van is. Wie je ook bent, waar je ook woont of welke taal je ook spreekt, er zijn keuzes te maken. Vertrouw jij op Gods belofte, ohet leven en werk van de Messias Jezus, of vertrouw je ergens anders op?